Spui 29, 2009/1 Alumniblad van de Universiteit van Amsterdam
Van buiten oogt de flat in het Amsterdamse stadsdeel Oost-Watergraafsmeer als een
grauwe woonfabriek. Maar van binnen is het lichte penthouseappartement van de lijstaanvoerder van GroenLinks voor het Europees Parlement, Judith
Sargentini (35), erg gezellig. De boekenkast bevat linkse lectuur en aan de muur hangt hippe tribal art. De huidige fractievoorzitter van GroenLinks in de Amsterdamse gemeenteraad houdt van Afrika: ‘Ik heb veel door Afrika gereisd en er ook een paar jaar
ontwikkelingswerk gedaan.’
Sargentini wortelt in stevig links-pacifistische grond, werd al op haar vijftiende lid van de psjg, de Pacifistisch Socialistische Jongeren Groepen, oftewel: de jeugdafdeling van de psp, en stootte daarna door naar de studentenvakbond.
Niet echt een cv dat het lekker doet in een tijdperk waarin multiculti-jagers en andere exponenten van de geenstijlafbraakcultuur de jacht hebben geopend op iedereen met een (vermeend) militant links verleden. Maar Sargentini heeft niets te verbergen: ‘Ik deed al mee aan onder meer de grote antikernrakettendemonstraties van de jaren tachtig (in 1981 was ik overigens zeven en liep mee met mijn vader), maar was zeker niet militant. Ik heb altijd
geloofd in een democratische oplossing.’
Katholiek
Oorspronkelijk waren de Sargentini’s – zoals de naam al doet vermoeden – brave katholieken van Italiaanse komaf. ‘Marskramers die met gipsen heiligenbeeldjes
over de Alpen trokken om ze in Noordwest-Europa te verkopen. Zes generaties geleden besloten ze in Amsterdam te blijven.’ Linkse activiteiten ontplooiden de Sargentini’s aanvankelijk niet. Vader deed de kweekschool, werd leraar en is nu directeur van
een basisschool in de Jordaan. Moeder doorliep de Middelbare Meisjes School: ‘Mijn ouders waren vroeger mild katholiek maar uiteindelijk deden ze er niks meer aan. Ze werden links.’ Sargentini deed vwo aan het Spinoza Lyceum en was niet bepaald een opstandige
puber: ‘Ik werkte hard, wilde altijd hoge cijfers halen.’ Ze werd politiek actief bij de psjg, die zelfs nog even bleef bestaan toen de psp al was opgegaan in GroenLinks. In haar puberjaren nam ze deel aan op pacifisme gerichte internationale jongerenkampen.
Hippie
‘Geschiedenis was op de middelbare school mijn lievelingsvak. Met wiskunde en economie had ik niet zoveel. Dat heb ik later wel ingehaald. Ik ben zeer goed in staat de gemeentebegroting te lezen.’ Maar het verbaasde niet dat ze Geschiedenis ging studeren
– specialisatie Nieuwe en nieuwste geschiedenis. Aan de UvA, uiteraard, want Sargentini zag geen reden om Amsterdam te verlaten. Haar studententijd stond in het teken van studentenpolitiek en vooral vakbondswerk. ‘Ik was in 1995 en 1996 secretaris van
de Landelijke Studenten Vakbond (lsvb).’ Juist in die periode raakte de studentenbeweging een beetje in de versukkeling, vierde het hedonisme hoogtij, leken studenten vooral uit op een goedbetaalde baan en zeker niet op het realiseren van een pacifistischsocialistische
heilstaat. ‘Ik heb mij pas na mijn tijd bij de lsvb gerealiseerd hoe weinig betrokken veel
studenten destijds eigenlijk waren. Dat heb je zelf niet in de gaten omdat je er helemaal in opgaat.’ Maar begin jaren negentig waren studenten nog niet helemaal bevangen door lethargie: ‘Ik was bij de demonstratie tegen het beleid van minister Jo Ritzen
op 8 mei 1993. Ik herinner me een mooie cartoon uit die tijd, met Ritzen in 1966 als hippie met een spandoek: “Wij willen de macht”. Eronder zag je Ritzen als minister: “Wij hebben de macht”. Zo voelde dat ook echt.’ Uiteindelijk vond Sargentini – naast haar vakbondsactiviteiten – toch nog tijd om af te studeren. Ze bewaart goede herinneringen aan
hoogleraar Nederlandse geschiedenis Piet de Rooy (1944, promotie Geschiedenis 1977) en aan politicoloog Philip van Praag (1949, Politicologie 1975 cum laude).
Wereldoorlog
Het ‘Europagevoel’ kwam in 1995, in de tuin van een hotel in Boedapest aan de Donau: ‘Ik was daar voor een bijeenkomst van de Europese Federatie van Studentenvakbonden, waarvan ik later bestuurslid geworden ben. Die avond werd het tamelijk liederlijk:
zingen en huilen. Het contact met Kroatiërs, Bosniërs, Sloveniërs en Macedoniërs deed me het belang van een sterk en democratisch Europa beseffen.’ Het pure pacifisme was door de jaren heen wel wat weggesleten: ‘Ik had toen een mooie zilveren vredesketting maar die ben ik kwijtgeraakt.’ Het omslagpunt was de Eerste Balkanoorlog van begin jaren negentig, toen vooral de Servische moordzucht vroeg om een stevig militair antwoord. ‘Het zou
me ook heel wat waard zijn als het Westen militair ingreep in Kongo. Daar is een verschrikkelijke wereldoorlog aan de gang, verschillende landen en rebellengroepen staan er tegenover elkaar.’ Ze vindt het niet moeilijk om Europa te wijzen op haar verantwoordelijkheid in Afrika. Sarcastisch: ‘De Belgen hebben het in Kongo “héél netjes”
achtergelaten.’