Europarlementariër
Judith Sargentini en de Hongaarse premier Orbán ontmoetten elkaar
vorige week tijdens het debat over Hongarije. Beeld European Union 2018
Een van de grote twistpunten tussen Hongarije en Brussel is de persvrijheid in het land van premier Orbán. De berichtgeving over die twist geeft een indicatie hoe die ervoor staat.
De
Hongaarse regeringsgezinde media laten dezer dagen weinig heel van
Europarlementariër Judith Sargentini. Ze wordt geportretteerd als een
kinderlijk schoolmeisje dat ‘wow’ gebruikt op Facebook, en als een
agente van de Amerikaanse ‘immigratiepartij’ van George Soros. Ook zou
ze lid zijn van een partij die is opgericht door de communistische CPN.
Op tv, in de krant, op de radio, het internet en sinds deze week ook via
door de regering gefinancierde reclameposters worden Hongaren bestookt
met het kwaad dat Sargentini heet.
Aanleiding
is haar rapport, dat het Europese parlement op 12 september aannam en
dat uiteindelijk kan leiden tot de artikel-7-procedure die in het
uiterste geval Hongarije stemrecht binnen de EU ontneemt. Een van de
kritiekpunten daarin: de moeilijke positie van Hongaarse onafhankelijke
media.
Verdwenen of opgekocht
Volgens
premier Viktor Orbán is die kritiek volkomen onterecht. Media kunnen
volgens hem berichten wat ze willen. Gelijktijdig zegt hij openlijk dat
het aantal onafhankelijke media omlaag moet om een einde te maken aan
wat hij noemt het overwicht aan liberale journalistiek.
Dat
onafhankelijke media nog steeds min of meer kunnen schrijven wat ze
willen klopt, al wordt het wel moeilijker. Sommige werd de afgelopen
jaren bijvoorbeeld de toegang tot het parlement ontzegd en sinds deze
zomer zijn er restricties op berichtgeving over het privéleven van
politici en hun familie. Dat maakt het lastiger om over bijvoorbeeld
corruptie te berichten.
Sinds
Orbán en regeringspartij Fidesz in 2010 aan de macht kwamen, zijn veel
onafhankelijke media verdwenen of opgekocht door Fidesz-getrouwe
oligarchen. Dat proces is na de verkiezingen in april in een
stroomversnelling geraakt. In luttele maanden sneuvelden een
onafhankelijk dagblad, een weekblad en een radiostation en kreeg het
onafhankelijke tv-station Hír-tv een nieuwe eigenaar die de redactie
vulde met regeringsgetrouwe journalisten.
Afgelopen
week werd de grootste onafhankelijke nieuwssite, Index, gekocht door
een huisvriend van Orbán. De journalisten hopen hun onafhankelijkheid te
behouden en plaatsten een ‘onafhankelijkheidsmeter’ op de website zodat
lezers de ontwikkelingen kunnen volgen. Maar jaren geleden overkwam hun
collega’s bij nieuwssite Origo hetzelfde. Binnen luttele weken was de
oude redactie verdwenen en deed inhoudelijk niets meer aan de
oorspronkelijke website denken.
‘Niet eens een diploma’
Russische
media als Sputnik en Russia Today en Breitbart-achtige websites zijn
voor Origo tegenwoordig vaste bronnen. Brussel en de activiteiten van de
filantroop George Soros die volgens Orbán de migratie naar Europa
aanwakkert zijn vaste thema’s. Er gaat geen dag voorbij zonder dat de
site schrikbarend nieuws over ‘migranten’ brengt. Nieuws waar de rest
van de wereld soms nooit over gehoord heeft.
Zo
berichtte Origo deze zomer over ‘Noord-Afrikaanse migranten’ die een
ober in Praag mishandelden. De bijbehorende video haalde ook het
Nederlandse nieuws, omdat het een uit de hand gelopen Nederlands
vrijgezellenfeestje betrof. Een van de feestgangers, een politieagent
van Marokkaanse afkomst, was juist degene die zijn vrienden probeerde in
te tomen.
‘Soros-agente’
Sargentini is het nieuwste thema. Hoewel de website van het Europese
parlement meldt dat de GroenLinks-politica is afgestudeerd op moderne
geschiedenis met totalitaire regimes en democratisering als
specialisatie, heeft ze volgens Origo ‘niet eens een diploma’. Haar
belofte om samen met Transparency International te strijden tegen
corruptie en te werken aan de bescherming van klokkenluiders, betekent
voor de Hongaarse media een ‘schriftelijke eed van trouw’ aan Soros.
GroenLinks, melden diezelfde media, is een partij die als CPN onder een
andere vlag doorstartte toen het communisme eind jaren tachtig uit de
gratie raakte. Dat het een samenwerkingsverband betreft met drie andere
partijen, wordt niet vermeld.
En de waarheid?
Origo
is bepaald niet het enige Fidesz-gezinde medium met dit soort al dan
niet bewuste fouten. Afgelopen week meldde website Hírmagazin dat
moslims in Amsterdam een iconische kerk in brand hadden gestoken. De
site had er zelfs een video bij. Vanwege de koeieletters ‘Amstelveen’
onder in beeld was die stad gemakshalve tot Amsterdamse deelgemeente
gebombardeerd. Hírmagazin wist verder te melden dat moslims eerder
hadden geëist dat de kerk afgebroken moest worden ten bate van een
moskee. Dat moslims niets met de brand te maken hadden, de brandweer aan
kortsluiting denkt en de kerk weliswaar een monument, maar niet echt
iconisch is, mocht allemaal niet hinderen.
Ook
de staatstelevisie, door veel kijkers volkomen vertrouwd als
nieuwsbron, doet mee aan dit soort berichtgeving. Als illustratie van de
voortschrijdende islamisering van West-Europa meldde het M1-journaal
tijdens de ramadan dat de Duitse plaats Essen voor die gelegenheid door
de gemeenteraad was omgedoopt in Fasten. Bron: de Duitse tegenhanger van
De Speld.
Voor
veel Hongaren is het enige andere nieuws dat ze zien de commerciële
zender RTL, die zich sinds enkele jaren toelegt op serieuze
verslaggeving over zaken als corruptie en de problemen in de
gezondheidszorg. RTL is ook op het platteland zeer populair en staat dan
ook hoog op het lijstje van media die Fidesz wil overnemen.
Judith Sargentini (midden) stemt over Hongarije in het Europees Parlement.) Beeld AFP
Wat voor Europarlementariër Sargentini begon als onmogelijke opdracht eindigde in een triomf. Het Europees Parlement stemde voor een strafprocedure stemde tegen de regering van de Hongaarse premier Orbán. Veel Europarlementariërs ‘gingen overstag omdat het niet langer kon.’
Viktor
Orbán, het zwarte schaap van Europa, is opgestaan. Het Europees
parlement is klaar met het debat over Hongarije. Geen millimeter heeft
hij toegegeven. Hij wordt omringd door extreemrechtse parlementariërs,
die hem hebben toegejuicht. Tussen al die mannen dringt zich een vrouw
naar voren. Het is Judith Sargentini. Zij schudt de Hongaarse premier de
hand. Welkom in dit democratische huis, zegt ze, en wat leuk dat je de
kleur van je das hebt aangepast aan mijn kleding. Eén in kleur. Orbán
zegt niks.
De
verhouding tussen de twee is ijzig. Sargentini is zijn Nemesis, godin
der wraak en der gerechtigheid. Al bij het begin van het debat gaat het
mis. Orbán is er nog niet, maar de Nederlandse moet beginnen van de
parlementsvoorzitter. Vreemd, maar misschien heeft de Hongaar op het
laatst afgezegd, schiet het door haar hoofd. Ze is drie zinnen in haar
verhaal of daar komt Orbán met zijn gevolg alsnog. Ze besluit maar
opnieuw te beginnen. Hij was expres te laat om haar van haar stuk te
brengen, veronderstelt ze. Ze laat het niet over haar kant gaan. Wat
normaal bij het begin had moeten gebeuren, doet ze nu aan het eind van
het debat. Ze stapt op Orbán af en drukt hem de hand.
‘Dat
heb ik maar even afgedwongen. Leek mij wel soeverein’, zegt ze
terugkijkend op de ‘week van Sargentini’. Ja, en als de Hongaar had
gedacht met zijn vertraagde entree een slimme truc te hebben uitgehaald,
heeft hij zich misrekend. ‘Het parlement voelde zich voor gek gezet.’
Een
dag later krijgt hij de rekening gepresenteerd. Voor het spelen van
deze spelletjes en voor zijn volharden in een politiek die volgens zijn
critici de Europese democratische waarden schendt. Met
tweederdemeerderheid stemt het parlement in Straatsburg voor het
beginnen van een strafprocedure tegen de rechts-nationalistische
regering van Orbáns Fidesz-partij.
Het
voorstel daartoe was van Sargentini, Europarlementariër voor
GroenLinks. Als rapporteur van het parlement stelde zij na onderzoek
vast dat de democratie en rechtsstaat in Hongarije structureel worden
bedreigd. Orbán beknot de persvrijheid, morrelt aan de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht, bezondigt zich aan campagnes die rieken naar
xenofobie en antisemitisme, en wijzigde de kieswet zodat hij in 2014
een tweederdemeerderheid won met verhoudingsgewijs een gering aantal
stemmen: 2,3 miljoen stemmen op een totaal van 8 miljoen.
Het
is voor het eerst dat het Europees parlement besluit Artikel 7 van het
Europees verdrag, dat voorziet in een strafprocedure, te activeren.
Alles hing af van de christendemocratische Europese Volkspartij (EVP)
waarvan ook Fidesz deel uitmaakt. Bij de stemming trekt een meerderheid
van de EVP’ers de handen af van ‘familielid’ Orbán. Wat voor Sargentini
begon als een onmogelijke opdracht eindigde in een enorme triomf.
Je toonde veel emotie bij de uitslag.
‘Het
was heel spannend. Ik kreeg de opdracht in juli 2017 in de schoot
geworpen. Iedereen zei: jij liever dan ik, Judith. Het was eigenlijk
onmogelijk om die tweederdemeerderheid te halen. Dus heb ik altijd
gedacht: een strak verhaal neerzetten. Als je verliest moet je kunnen
laten zien dat het niet halen van de meerderheid niets met de inhoud
heeft te maken maar alles met het politieke spel. En als het dan wel
lukt…’
Wat betekent het voor je persoonlijk?
‘Tweederde
van de collega-parlementsleden heeft ingezien dat als je dit laat
lopen, je zelf ook geen solidariteit kunt verwachten als dat nodig is.
De Polen in de EVP kregen dat een half jaar geleden ineens door. Die
dachten ja, verdikkie als wij Fidesz de hand boven het hoofd blijven
houden, wie komt ons dan nog redden (van de rechts-nationalistische
PiS-regering, een Orbán-bondgenoot, red.)? Dat gevoel. Ik kom uit de
ontwikkelingssamenwerking, heb altijd veel gedaan rond democratie en
mensenrechten, ben bestuurslid van het Verzetsmuseum. Ik vind dat ik dit
moet doen.’
Wat is de politieke betekenis van je succes?
‘Hopelijk
komt nu een eind aan het verhaal dat we soevereine staten zijn en dat
inmenging in wat mensen binnenlandse aangelegenheden noemen, niet mag.
Een boodschap ook voor de Europese verkiezingen: dat Europa erodeert als
we dat blijven denken. In 2010 was Orbán nauwelijks begonnen als
premier, of een Fidesz-parlementariër hier pochte dat hij met zijn
iPadje op de vlucht Brussel-Boedapest de Hongaarse grondwet aan het
herschrijven was. De politieke wil om het aan te pakken, was er lang
niet, het was allemaal een soort wegkijken.’
Hoe heb je kunnen inbreken in de EVP?
‘Ik
heb al die maanden die EVP-parlementariërs aangesproken. Bijna allemaal
vertellen ze je: je hebt gelijkt, maar we kunnen het niet maken Orbán
te laten vallen want bloed is dikker dan water.’
Bloed is dikker dan water?
‘Is
dat niet een Nederlandse gezegde? Familie is belangrijk. Maar als een
familielid zo’n misbruik van je blijft maken, geen berouw toont, je en
plein public te kakken zet en wordt toegejuicht door extreem-rechts, dan
lukt het niet meer. Veel EVP’ers gingen overstag omdat het niet langer
kon.’
Frans
Timmermans heeft namens de Europese Commissie een Artikel 7-procedure
aangespannen tegen Polen, ook voor overtreding van de democratische
waarden. Is het typisch Nederlands dat wij voorop lopen in deze
kwesties?
‘Nederlandse
diplomaten zijn zeer actief op het gebied van de mensenrechten. Dat
wordt absoluut niet uitgestraald, men probeert vooral heel veel
euroscepsis uit te stralen, maar onze ambtenarij zit op dit gebied best
wel heel goed. Toen Orbán wetten uitvaardigde tegen buitenlandse ngo’s
heeft de ambassadeur in Boedapest een soirée gegeven voor ngo’s. Foto’s
uit de achtertuin werden rondgetwitterd. Timmermans is de man achter het
mechanisme om schendingen van de rechtsstaat aan te pakken. Maar dat ik
Hongarije-rapporteur werd, was niet omdat ik Nederlands ben, maar omdat
volgens het puntenstelsel de Groenen aan de beurt waren. Anderen waren
allang blij.’
Is toch niet een beetje calvinisme?
‘Mijn familie was katholiek. Maar het Nederlandse katholicisme is natuurlijk zo calvinistisch.’
Orbán heeft wel veel Hongaren achter zich.
‘Grote
groepen steunen hem. Je moet je wel afvragen op basis van wat. Mensen
krijgen geen normaal nieuws meer. Ze denken oprecht dat George Soros (de
financier van Joods-Hongaarse komaf en tegenstander van Orbán, red.)
maandelijks een stukje van mijn salaris betaalt. Overigens denken
sommigen in Nederland dat ook.’
Krijg je bedreigingen?
‘Als
mensen op Twitter zeggen: die kut moet eens stevig genomen worden door
jihadi’s, of ze zouden haar beide knieën moeten afschieten, is dat dan
een bedreiging? Het gebeurt wekelijks. In Nederland, bij mij.’
Heb je geprobeerd in Orbáns hoofd te kruipen?
‘Ik
probeer dat altijd. Bij Orbán draait uiteindelijk alles om de centen.
Hij, zijn familie, zijn vrienden. Ongelooflijk hoe die zich hebben
verrijkt. Dat is niet mooi meer.’
Zijn ‘niet-liberale ideologie’ is slechts een middel om zich te verrijken?
‘Geld is zijn belangrijkste drijfveer. En dan komt de vraag of hij niet in zijn eigen fabels is gaan geloven.
Sargentini
is een bijzonder effectief Europarlementariër. Ze ondernam actie tegen
witwassen, gaf de stoot tot een verbod op handel in zogeheten
conflictenmineralen, en nu dan Hongarije. Jean-Claude Juncker,
voorzitter van de Europese Commissie, is blij met haar actie tegen wat
hij noemt ‘de enorme opmars van het populisme’.
Mag
ik daar wat op zeggen, zegt ze. ‘Maar jij, Juncker, hebt niet de
verantwoordelijkheid genomen om dit tegen te gaan. Ook jouw EVP heeft
woordgebruik overgenomen die het rechts-extremisme stimuleerde.’
Misschien is de Hongarije-stemming het begin van de ommekeer?
Judith Sargentini stopt als Europarlementariër. Ze heeft genoeg van de debatten zonder resultaat. Interview in Trouw,Christoph Schmidt, 10 september 2018.
Judith
Sargentini (GroenLinks) stopt volgend jaar als Europarlementariër. Na
twee termijnen van vijf jaar is ze niet meer verkiesbaar, zo maakt ze
bekend in een vraaggesprek met Trouw. “Ik heb een jaar getwijfeld maar
deze zomer de knoop doorgehakt. Ik heb mooie dingen bereikt, maar vooral
op het onderwerp asiel en migratie is de motivatie aan het verdwijnen.
Ik verwacht daar geen verbeteringen meer. Dus moet iemand anders het
maar proberen.”
Sargentini
(1974) heeft zich in het Europees Parlement, naast asiel en migratie,
onder meer ingezet voor ontwikkelingssamenwerking en de aanpak van
witwaspraktijken. Daarnaast is ze vicevoorzitter van een commissie over
terrorisme.
GroenLinks
heeft twee zetels in het huidige parlement. Bas Eickhout bezet de
andere; hij voert in mei opnieuw de lijst van de partij aan. Naar
verwachting boekt GroenLinks flinke winst. “Het zijn natuurlijk goede
tijden voor mijn partij, dus daar wil je bij zijn, maar dat alleen − de
angst om iets moois te missen − is niet de juiste motivatie.
Effectief
“Ik
vind die debatten zonder resultaat niet leuk meer, vooral over asiel en
migratie. Daarbij gaat het al een paar jaar alleen maar over ‘erger
voorkomen’. Het komt neer op: ‘als ik hier nou nog een komma verplaats,
of als ik dit punt maak over kinderrechten, dan weet ik iets ergs te
voorkomen’. Ik heb nog steeds veel meningen over mensenrechten, maar
denk niet dat ik daarmee nog effectief zal zijn.
“Toen
ik gemeenteraadslid was in Amsterdam, moest ik op zeker moment afscheid
nemen van het dossier onderwijs. Daarin had ik vaak conclusies
getrokken als ‘hebben we al geprobeerd’ of ‘lukt toch niet’. Degene die
het van mij overnam, ging het gewoon allemaal weer proberen en dan lukt
het soms wel. Hopelijk gebeurt hetzelfde met asiel en migratie in
Europa.”
Overmorgen
hoopt Sargentini haar politieke hoogtepunt te beleven. Dan stemt het
parlement in Straatsburg over haar rapport over de afglijdende
rechtsstaat in Hongarije. Als een tweederde meerderheid instemt met dat
rapport, moeten de EU-lidstaten overwegen een zogeheten artikel
7-procedure in gang te zetten tegen Boedapest. Zo’n proces, dat kan
leiden tot tijdelijke schorsing van een lidstaat, loopt al een tijdje
tegen Polen, vanuit de Europese Commissie. Als in de kwestie-Hongarije
de eerste stap in zo’n procedure door het Europees Parlement wordt
gezet, zou dat een primeur zijn.
Lef
“Het
wordt heel spannend. Het is sowieso een morele overwinning want we zijn
verzekerd van een ‘gewone’ meerderheid, maar of we tot twee derde
komen? Dat kunnen we net halen, maar ook net niet, als een paar
parlementariërs uiteindelijk niet het lef hebben om tegen partijlijnen
in te stemmen.”
De
parlementariërs van de christen-democratische EVP zullen de doorslag
geven. De Fidesz-partij van de Hongaarse premier Orbán behoort tot die
EVP, maar intern is de verdeeldheid over Orbáns antimigratie- en
anti-EU-beleid groot.
Wat Sargentini na haar vertrek (volgend jaar zomer) gaat doen, weet ze nog niet. “Ik heb me laten vertellen dat er mensen zijn die doordeweeks naar de film gaan, ’s avonds, als ze klaar zijn met werken. Ik weet van niks. Dat zou ik best ook een keer willen. Maar daarna hoop ik gewoon weer een fijne baan te vinden in iets maatschappelijks. Want het moet wel nut hebben.”
Geld voor ontwikkeling lijkt vooral te gaan naar grensbewaking in plaats van armoedebestrijding. Laten we het anders doen, betoogde Judith Sargentini vorig jaar.
De Europese Unie probeert Nigeria te verleiden tot het
terugnemen van Nigeriaanse migranten zonder papieren. Tijdens haar
werkbezoek in Nigeria merkt Sargentini dat hier natuurlijk wel iets
tegenover moet staan.
Wij hebben een probleem en dat moeten we hardop durven zeggen. Onze mensen zullen altijd migreren, maar graag wel via een legale route”,
zei Godwin Obaseki de gouverneur van Edo State tegen ons. Ik luister
naam hem in Benin City, de hoofdstad van Edo State, het centrum van de
Nigeriaanse migratie. De helft van alle migrerende Nigerianen komt
daarvandaan.
Een aantal keer per jaar roostert het Europees Parlement een week in
voor externe parlementaire activiteiten. Er zijn dan geen vergaderingen
in Brussel of Straatsburg, en Europarlementariërs zoals ik kunnen dan
werkbezoeken in eigen land afleggen, of met een officiële delegatie van
het Europees Parlement op werkbezoek naar een ander land. Ik ben met de
commissie Mensenrechten naar Nigeria gegaan, waar van alles aan de hand
is: de terreurorganisatie Boko Haram, het conflict in de Nigerdelta,
geweld tussen nomadische veehoeders en landbouwers. Het is mede daarom
ook een land waar vandaan heel veel mensen naar Europa vertrekken.
De slavenmarkt
In Benin City, Edo State, in het Zuiden van Nigeria, spraken we de
nieuwe gouverneur. Zijn kantoor in Benin City was een baken van rust en
controle vergeleken met dat van de secretaris-generaal van het
ministerie van Binnenlandse Zaken in Abuja, waar de vergadertafel in
elkaar stortte en ik net op tijd een deskjet-printer op kon vangen. Het
kantoor van de gouverneur was alsof Jan des Bouvrie eigenhandig de
inrichting had verzorgd. De airco deed het en de powerpointpresentatie
van de gouverneur was om een puntje aan te zuigen.
Nigeriaanse bestuurders hadden nooit veel oog voor de gevaarlijke
kanten van de migratie, en zagen geen noodzaak om mee te werken aan het
terugnemen van migranten. Zij zagen vooral de winst. Migranten – of ze
nu papieren hebben of niet – sturen geld naar huis. Deze zogeheten
‘remittances’ van de Nigeriaanse diaspora vormen 4.4% van het BNP, en
dat is een niet te verwaarlozen aandeel, zeker omdat de olieprijs de laatste jaren laag stond.
Maar de CNN-beelden van een slavenmarkt in Libië, waar Afrikaanse
vluchtelingen worden verhandeld, waaronder veel Nigerianen, zijn ook in
Nigeria hard aangekomen. Er zijn sinds november 2017 al enige duizenden
migranten, met hulp van IOM, betaald door Europa, uit Libië teruggekeerd
naar Nigeria. In Abuja en Benin City is er nu wel de bereidheid om met
Europese lidstaten te praten over de terugkeer van Nigeriaanse migranten
zonder papieren. Maar daar moet dan wel iets tegenover staan.
Retourvlucht
De Europese Unie investeert al enkele jaren in Nigeria, met het
doel om de grondoorzaken van migratie aan te pakken. Uit het EU
Noodfonds voor Afrika worden talloze projecten gefinancierd: van
voorlichting aan schoolmeisjes over het risico verhandeld te worden voor
de Europese seksindustrie, tot re-integratieprojecten voor migranten
die terugkeren uit Libië. De Europese lidstaten proberen de Nigeriaanse
overheid te verleiden tot een terugnameovereenkomst die het makkelijker
maakt om Nigerianen vanuit Europa op een retourvlucht te zetten.
De gouverneur van Edo State wil de verantwoordelijkheid voor
terugname wel nemen, maar is niet van plan om zijn mensen koste wat het
kost tegen te houden als ze willen vertrekken. Ook de koning en
spiritueel leider van Edo State, de Oba, waar wij op audiëntie mochten,
was daar helder in: mensenhandel is een misdaad maar migratie is een
mensenrecht. Onlangs heeft hij een vloek uitgesproken tegen de
mensenhandelaren en dat lijkt effect te hebben. Die vloek zou zo sterk
zijn dat hij eerder gedane geloften ongedaan kan maken. Ik heb me laten
vertellen dat iedereen dat weet. Er zouden in Europa al vrouwen zijn
weglopen bij hun hoerenmadam. De gouverneur en de koning nemen de
Europese hulp grif aan, maar hun verwachtingen lopen stevig uiteen met
die van Europa. Ze pakken het migreren niet aan en pleiten daarnaast
voor legale mogelijkheden voor Nigerianen om zich in Europa te vestigen.
Mooie woorden
Ook het nieuwe initiatief van de VN om tot wereldwijde normen te
komen over migratie, The Global Compact for Safe, Orderly and Regular
Migration, richt zich op legale toegang. Migratie is een fenomeen van
alle tijden en een manier voor mensen om kansen voor zichzelf te
creëren. Ik ben eigenlijk wel te spreken over de conceptversie van dit
verdrag, die benadrukt dat migranten rechten hebben en dat zij
verblijfspapieren moeten krijgen om die rechten te laten gelden. De
onderhandelingen stemmen mij hoopvol, want een verdrag waarin
wereldwijde principes en normen worden vastgelegd is een goede stok
achter de deur om mobiliteit en migratie in goede banen te leiden.
De Europese Commissie onderhandelt namens de lidstaten in New York over deze verklaring, die in december 2018 door regeringsleiders wereldwijd ondertekend moet worden. In het Europees Parlement namen wij in april een resolutie aan om de inzet van de Commissie en de lidstaten bij te sturen.
Wie de onderhandelingsinzet van de lidstaten en Commissie globaal
scant, ziet dat ze mooie woorden gebruiken en dat mensenrechten voorop
staan, maar als je beter leest zie je dat juist vanuit Europa de nadruk
gelegd wordt op terugkeer van migranten. Terwijl de mogelijkheid van
legale migratie een beetje vaag blijft. Hier zit druk achter van de
Europese lidstaten die – en dit geldt voor alle 28 – in eigen land
vrezen voor een politieke afrekening bij het realiseren van meer legale
routes.
De Europese Commissie heeft het Europees Parlement al jaren geleden
de belofte gedaan dat er nieuwe wetten zouden komen om migranten ook
voor lager betaald en geschoold werk, legale toegang tot de Unie te
geven. Maar die plannen worden telkens op de lange baan geschoven.
Ik ga ervan uit dat er pas zo’n plan of tafel komt na de Europese
verkiezingen van mei 2019 en het aantreden van een nieuwe Europese
Commissie in het daaropvolgende najaar. Maar juist daarom is het zaak
dat het VN-verdrag over migratie zo concreet mogelijk wordt, ook op het
gebied van legale migratie, want de Europese landen zetten hier
uiteindelijk een handtekening onder. Als Afrikaanse burgers eenvoudiger
legaal kunnen migreren naar de Europese Unie, zullen hun regeringen een
stuk eerder bereid zijn over terugkeer te praten. Ik hoop erbij te zijn,
in december in Marokko, wanneer dit verdrag ondertekend wordt. Want
wereldwijde normen over migratie zijn broodnodig.
Kun je mensen redden van de verdrinkingsdood en ze tegelijkertijd tegenhouden, vraagt Sargentini zich af.
“Het is mogelijk om de Middellandse Zee zo goed af te sluiten dat
er niemand meer in verdrinkt. Dit zou de Europese Unie een half miljard
euro per jaar kosten”, vertelt een generaal buitendienst. In
debatcentrum De Balie hield hij een inleiding met veel plaatjes van
landingsvaartuigen, reddingsboten en helikopters. De generaal was
oprecht en de zaal ging in zijn verhaal mee: want het ergste van de
vluchtelingencrisis is dat er mensen in onze buurt verdrinken, toch?
Ook in debatten met collega-Europarlementariërs merk ik vaak dat de
wens mensen te behoeden voor de verdrinkingsdood gepaard gaat met de
wens geen migranten in Europa op te vangen. In die gedachtegang is
mensen tegenhouden hetzelfde als mensen redden. Dat zou een
win-winsituatie zijn. Ik geloof daar geen zier van: zo eenvoudig ligt
het niet.
Als je alle wetten en verdragen buiten beschouwing laat, heeft de
generaal b.d. een punt. Een reddingsschip bij de kust redt zeker levens.
Maar wanneer de loopplank van dat schip daarna uitgelegd wordt op het
strand van Libië en daar alleen een uitzichtloze situatie wacht in een
detentiecentrum, zullen mensen dat schip vermijden en een andere weg
zoeken, met steeds grotere risico’s.
Loopplank
Toen Merkel, Rutte en Samson in maart 2016 de Turkije-deal
uitvonden, was hun argumentatie menselijk: we moeten koste wat kost
verdere verdrinkingen voorkomen en dus is het goed wanneer Erdogan
voortaan Syrische vluchtelingen tegenhoudt.
Heus, ik heb het geprobeerd – maar er viel niet tegenop te redeneren. Wilde ik dan dat mensen zouden verdrinken? Nee, natuurlijk wilde ik dat niet. Ik wilde dat de Syrische vluchtelingen die toen al vier jaar in kampen in Turkije zaten, een leven in veiligheid en met uitzicht konden hebben. Als dat er niet is en de nood om te vertrekken hoog genoeg is, dan kun je een loopplank uitleggen, een hek neerzetten, maar zoeken mensen daar alsnog een weg omheen.
In Gambia vertelde een vrouw me over haar zoon die net via de
woestijn was aangekomen in Libië, op weg naar Europa. Eerder namen
mensen de boot naar de Canarische eilanden, maar die route is nu
afgesloten. Nadat de routes door Niger beter werden gecontroleerd,
ontstonden er gevaarlijke tochten door de woestijn, vaak met fatale
afloop. Er sterven tegenwoordig minder mensen op zee; nu sterven ze
voordat ze überhaupt de kust kunnen bereiken.
Mensen laten zich niet tegenhouden, ze verzeilen alleen in steeds
gevaarlijker situaties. We moeten ons daarom niet blindstaren op het
opwerpen van fysieke obstakels; beter kunnen we migratie in goede banen
leiden en werken aan het wegnemen van de oorzaken ervan.
Beloftes
In het voorjaar van 2017 bezocht ik Chios, een Grieks eilandje
vanwaar je Turkije kunt zien liggen. Turkije-deal of niet: elke nacht
kwamen er nieuwe vluchtelingen aan. Een Griekse partijgenoot van mij,
lid van de gemeenteraad van Chios, leidde ons rond. Ze vertelde dat haar
schoonvader in de Tweede Wereldoorlog het eiland ontvlucht was. Hij
klemde zijn universitaire diploma tussen zijn tanden en zwom naar
Turkije.
Een vriend van me, een Syrische Nederlander, stond een paar jaar
terug in Turkije aan de kust van de Zwarte Zee, met zijn uit Syrië
gevluchte vrouw. Ze wilden zo snel mogelijk naar Nederland. Hij zou met
haar mee gaan op een bootje. Ze deden het uiteindelijk toch maar niet.
Het bootje zonk. Hij heeft haar in Istanbul door haar Nederlandse
inburgeringsexamen geloodst. Hij vond een tijdelijke baan in Nederland
met voldoende inkomen, zodat zij uiteindelijk legaal via
gezinshereniging naar Nederland kon komen.
Zomaar twee verhalen van mensen die zich door zee noch bureaucratie lieten tegenhouden. Het is helemaal niet moeilijk inzicht te krijgen in de beweegredenen die mensen hebben om te migreren, ook niet als Europarlementariër, ze vertellen hun verhaal graag. Ik sprak mensen in Tunesië die de sprong naar Europa wilden wagen, en mensen in Ivoorkust die dat nog maar ternauwernood konden navertellen. Deze week bleek dat er in de tweede helft van vorig jaar meer bootvluchtelingen vanuit Turkije over de Zwarte Zee naar Roemenië zijn gereisd. Er is altijd een langere, moeilijkere route te bedenken voor elke route die wordt afgesloten.
Twee jaar na de Turkije-deal zitten er nog steeds absurd veel
mensen in deplorabele situaties vast op de Griekse eilanden, en is het
aantal Syrische vluchtelingen in Turkije toegenomen tot 3,5 miljoen. In
Libië zoeken 700 duizend migranten, waaronder 47 duizend vluchtelingen,
een veilig heenkomen.
Federica Mogherini,
Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken in de EU, had deze week
een boodschap voor het Europees parlement. Ze stak de loftrompet over de
evacuatie van vluchtelingen en migranten uit de hel van Libië. Sommige
van hen kunnen naar hun land van herkomst. Vele andere die niet naar
huis kunnen worden tijdelijk naar Niger gebracht, waar zij wachten op de
door Europa beloofde hervestiging. Dit Europees initiatief had een
heleboel levens gered, zei ze. Er zijn inderdaad al enige duizenden
migranten, met hulp van IOM en betaald door de EU teruggekeerd naar hun
land van herkomst. UNHCR, die zich ontfermt over vluchtelingen, is
inmiddels gestopt met evacuaties naar Niger. Niger kan de toestroom niet
aan, want Europese lidstaten komen hun toezegging dat zij deze
vluchtelingen snel zouden opnemen niet na. Uiteindelijk blijft een groot
aantal mensen toch steken in Libië. Dus waarom houdt Mogherini, terwijl
ze dat weet, dan toch zo’n jubelverhaal?
Twee jaar na de Turkije-deal, middenin de vluchtelingencrisis in
Libië, is het tijd om de mythe van win-win door te prikken: een
oplossing die mensen tegelijkertijd redt en tegenhoudt bestaat niet.
Pakt de EU met het huidige beleid de grondoorzaken van migratie daadwerkelijk aan? In haar eerste blog voor Movement houdt Europarlementariër Judith Sargentini ons met een kritische blik op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van migratiebeleid.
In november 2017 was ik voor de EU-Afrika top in Abidjan, de
hoofdstad van Ivoorkust. Een top als deze, met regeringsleiders van
beide continenten, herijkt de relatie voor de komende jaren. Afrikaanse
en Europese regeringsleiders bespreken tijdens deze top de samenwerking
tussen de Afrikaanse Unie en de Europese Unie. Officieel was het thema:
investeren in de jeugd en een toekomstperspectief bieden voor jongeren.
Maar waar het echt om draaide was migratie, het onderwerp dat de relatie
tussen de EU en Afrika de laatste jaren beheerst.
Europese regeringsleiders kwamen eigenlijk vooral praten over het
tegenhouden van migranten, de Afrikaanse regeringsleiders over de
ontwikkeling van hun landen. Die twee belangen lijken te botsen, maar
zijn wel met elkaar te verenigen: jonge vrouwen en mannen die erop
vertrouwen dat ze in eigen land een toekomst kunnen opbouwen, zijn
minder geneigd te vertrekken. Maar hoe kun je een leven opbouwen als je
niet naar school kan? Als je nooit weet of je morgen ergens geld kunt
verdienen? Wanneer je geen gezin durft te stichten omdat je het niet
kunt onderhouden? Als je wel een opleiding hebt, maar geen
steekpenningen om aan een baan te komen? Kansenarmoede is een van de
oorzaken van migratie. En root causes of migration is nou net het nieuwe buzzword in
het Europese migratiebeleid. Het aanpakken van de grondoorzaken dus.
Behalve over armoede en ongelijkheid, hebben we het dan over conflicten,
corruptie en falende rechtsstaten die mensen dwingen hun heil elders te
zoeken.
Terwijl de Europese en Afrikaanse leiders op de AU-EU top druk
onderhandelden hoe ze de korte- en langetermijnbelangen met elkaar in
overeenstemming konden brengen, landde een vliegtuig op Abidjan
International. Het was de allereerste chartervlucht van de
Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), vol met Ivorianen die
uit de vreemdelingengevangenissen van Libië kwamen. Op hen wachtten geen
diplomatieke konvooien en prettige hotellobby’s. Vaak wachtte er
helemaal niemand op hen. De eerste week na hun aankomst in Ivoorkust
worden ze opgevangen door de IOM, daarna moeten ze het zelf zien te
rooien. Deze re-integratie van de Ivorianen wordt gefinancierd door het
Noodfonds voor Afrika van de EU.
De berichten over geweld en mishandeling in detentiekampen en mensen die als slaaf worden verhandeld in Libië hebben uitgebreid in de kranten gestaan. Deze mensen hadden dat meegemaakt. Een paar dagen na hun terugkomst sprak ik een aantal van hen. Ze waren er slecht aan toe, opgelucht – natuurlijk – dat ze veilig waren, maar ook verslagen omdat ze terug bij af zijn. Een jonge vrouw vertelt dat ze met haar peutertje een half jaar in detentie heeft gezeten in Libië. Haar man heeft eerder de oversteek naar Italië gemaakt en wacht daar op hen. Ze is uitgeput en weet niet hoe het nu verder moet.
Tussen de terugkeerders zaten ook jonge mensen met een academische
opleiding die een tijd in Tunesië hadden gewerkt. In Europa leeft nog
wel eens het beeld dat elke dag genoeg te eten en een plek om te slapen
voldoende is om migratie te stoppen, maar de stedelijke jeugd in Afrika
volgt het nieuws en weet wat er in de wereld te koop is. Zij hebben
dezelfde toekomstdromen als wij: over persoonlijke ontwikkeling, een
beetje comfort en een perspectief. Om dat te bereiken zijn ze bereid
door de hel te gaan.
Lidstaten en de Europese Unie verscherpen ondertussen de
grensbewaking en noemen een gat in de grens een grondoorzaak van
migratie. En dus trainen we de Libische kustwacht en douaniers in landen
als Tsjaad en Niger om migranten tegen te houden. Alleen: daarmee zorg
je misschien dat mensen niet in Europa aankomen, maar niet dat ze niet
vertrekken.
Het echt aanpakken van de grondoorzaken van migratie vergt naast
ontwikkelingsbeleid ook aanpassingen in ons Europees beleid, en het
levert niet van vandaag op morgen resultaat. Je hebt niet zomaar een
functionerende rechtsstaat opgetuigd en je bevolking zoveel vertrouwen
in de toekomst gegeven, dat ze de vaak ingesleten migratiegewoonten
opgeven.
Afrikaanse en Europese leiders staan voor de taak deze jonge
Afrikanen kansen te bieden. En dat vergt daadwerkelijke duurzame
ontwikkeling. Duurzaam is het volgens mij alleen als een samenleving
eerlijker wordt, minder corrupt en veerkrachtiger. Wanneer die gelijke
rechten voor mannen en vrouwen biedt en gelijke kansen voor burgers, ook
zonder kruiwagen of steekpenning. Duurzame ontwikkeling vereist ook dat
noord en zuid gelijke kansen krijgen: door eerlijkere handels- en
investeringsverdragen, door te stoppen met foute belastingconstructies,
door Europese bedrijven verantwoordelijk te houden voor misstanden in de
productieketen, óók als die buiten de EU plaatsvinden. Op deze gebieden
is nog veel werk te verzetten, maar daarover later meer. Als we dat
allemaal zouden doen, en we houden dictators en corrupte regimes niet de
hand boven het hoofd, nemen de toekomstkansen in Afrikaanse landen echt
toe.
Opinie in Trouw, Judith Sargentini, 29 november 2017. Geld voor ontwikkeling lijkt vooral te gaan naar grensbewaking in plaats van armoedebestrijding. Laten we het anders doen, zegt Judith Sargentini, Europarlementariër voor GroenLinks.
Een Afrikaans meisje op een schommel in een detentiecentrum in de Libische hoofdstad Tripoli. Beeld AFP
Deze
week komen Europese en Afrikaanse regeringsleiders bijeen in Abidjan,
Ivoorkust, om te praten over de relatie tussen beide continenten. Afrika
hoopt op echte hulp om de eigen economie in de vaart der volkeren mee
te krijgen, Europa hoopt migratie tegen te kunnen gaan. Het toverwoord:
de aanpak van ‘root causes of migration’, de redenen waarom mensen
vluchten. Een nobel streven, maar het lijkt erop dat we geld voor
ontwikkeling vooral steken in grensbewaking in plaats van
armoedebestrijding.
De
cijfers over 2016 laten zien dat er minder ontwikkelingsbudget gaat
naar landen in Afrika bezuiden de Sahara en de minst ontwikkelde landen.
Zo heeft ook Nederland in het nieuwe regeerakkoord ‘Vertrouwen in de
toekomst’ de verhoging van het ontwikkelingsbudget ingezet voor meer
opvang van vluchtelingen ‘in de regio’ en aanvullende projecten in
Libanon, Jordanië en Irak.
Op
bezoek in Dankuku, Gambia, viel het me op dat er nauwelijks jongens en
mannen waren. Ik vroeg aan de wel aanwezige vrouwen wie er familie in
Europa had. Zeven van de acht vrouwen staken haar hand op. Een van hen
vertelde dat haar oudste zoon zojuist in Libië was aangekomen. Taking
the back way, de achterdeur nemen, noemen ze dat. Omdat werk ontbreekt
voor jongens en mannen is migreren een middel om aan een uitzichtloze
situatie te ontsnappen. Blijven is voor losers. Om die mentaliteit te
veranderen heeft Gambia banen nodig.
Grensbewaking
Het
Afrika-noodfonds kan daarbij helpen. Het werd eind 2015 opgezet om
grondoorzaken van migratie aan te pakken en bijna volledig gefinancierd
uit de begroting ontwikkelingssamenwerking: geld bedoeld voor
armoedebestrijding. Een deel van de projecten is gericht op
migratiemanagement, lees: grensbewaking.
Je
kunt je afvragen of het trainen en uitrusten van grenswachten de
redenen dat mensen huis en haard verlaten wegneemt. Een hek houdt
migranten en vluchtelingen niet tegen, maar is een reden voor
mensensmokkelaars om meer geld te vragen voor andere, vaak gevaarlijkere
routes. We horen steeds meer berichten over groepjes mannen en vrouwen,
die in de woestijn van Niger worden achtergelaten omdat de smokkelaar
onraad ruikt.
In
Libië traint de EU, met geld uit het Afrika-noodfonds, de kustwacht. Ik
was onlangs in die regio op bezoek. De Libische kustwacht haalt mensen
van boten en uit zee. Dat gaat niet zachtzinnig, zo vertelde een kolonel
van die kustwacht, die bij hoge uitzondering bereid was ons te woord te
staan. Schieten in de lucht en slaan met tuinslangen zijn methodes die
gebruikt worden om mensen ‘rustig’ te houden. Kapiteins die zich daar
schuldig aan maken worden gestraft, maar het toont aan van hoe ver de
kustwacht komt. Ze hebben, diplomatiek gezegd, een ander idee van crowd
control dan wij.
Natuurlijk
moet Libië de mensen redden in zijn eigen wateren, maar Europa heeft
een ander belang. Een drenkeling die gered wordt door een schip dat
vaart onder Europese vlag mag niet teruggebracht worden naar de Libische
kust, onze wetten verbieden het hem terug te sturen naar een onveilige
plek. Schepen onder Libische vlag vallen onder de Libische wet en dan
mag het wel. Het gevolg? Op de kade in Tripoli staat de Department for
Combating Illegal Migration, de Libische IND, COA en
vreemdelingenpolitie ineen. Die brengt je naar een
vreemdelingengevangenis. Het is er onbeschrijflijk smerig, vrouwen
worden verkracht, mensen sterven zelfs van de honger, maar in Europa
neemt volgens de statistieken de migratie af.
Hebben
we daarmee werkelijk wat gedaan aan de grondoorzaken van migratie? Nee,
natuurlijk niet. Met projecten zoals het versterken van de Libische
kustwacht of het aanleggen van biometrische systemen voor een
bevolkingsregister en grensbewaking in de Sahel , maak je migratie
moeilijker, maar doe je niets aan het bestrijden van jeugdwerkloosheid.
Anderhalf
jaar na de oprichting van het noodfonds is het zaak dat de balans niet
doorslaat naar het inzetten van ontwikkelingsgeld voor de eenzijdige
migratie-prioriteiten van de EU. We dreigen anders steeds verder af te
dwalen van het aanpakken van de oorzaken van migratie: armoede,
ongelijkheid, jeugdwerkloosheid, slecht bestuur, droogte enzovoort.
Migratie
is van alle tijden. Ontwikkelingsprojecten die zich richten op het
aanpakken van de oorzaken van migratie kunnen nooit het enige middel
zijn om migratie te reguleren. Als we mensensmokkel en irreguliere
migratie willen tegengaan, dan zullen we ook moeten inzetten op legale
alternatieven voor de gevaarlijke reis naar Europa. Een ruimhartig
hervestigingsbeleid voor vluchtelingen is hier een onderdeel van. Maar
ook studentenvisa en het opvangen van tekorten op de Europese
arbeidsmarkt.
De
EU erkent dit ook. Plannen voor legale migratie en mobiliteit zijn
genoemd als een van de prioriteiten van het Afrika-noodfonds, maar
vooralsnog niet uitgewerkt. De politieke wil voor legale migratie lijkt
te ontbreken.
Gelijkwaardig
Het
kan anders. Laat migratie en ontwikkeling hand in hand gaan door van je
partnerlanden een gelijkwaardige partner te maken: we helpen met het
opbouwen van echte democratieën, eerlijke handel wordt de norm, we
investeren grootschalig in Afrikaanse bedrijven die hun jongeren werk
geven, we zijn scheutiger met legale toegang tot onze arbeidsmarkt,
studenten en ondernemers krijgen visa voor Europa als ze die nodig
hebben, en wij besteden onze ontwikkelingsfondsen aan die mensen die het
het hardst nodig hebben. Uiteraard zijn deals met dictators uit den
boze.
Als
we in Abidjan laten zien dat we niet uit zijn op snel en eenzijdig
gewin, wordt het terugsturen van die mensen die niet in Europa mogen
blijven, ook haalbaar, maar verwacht geen wonderen op de korte termijn.
Zo krijgen we echt grip op de ‘root causes of migration’ en kan een
volgende vluchtelingencrisis worden voorkomen.
European Green Journal, volume 13, summer 2016. Interview with Judith Sargentini and Michael Berg
In a pattern mirroring the economic crisis, instead of supporting a collaborative European solution, many of the Member States’ governments opt for more expensive, complicated and nationalist responses to the threats they face. A discussion with Dutch MEP Judith Sargentini, and Michal Berg, Deputy Chairman of the Czech Green Party.
Can we turn Europe’s common fear of terrorism into a force that brings about further integration? Can “no more fear” have the same effect as the promise of “no more war” did after World War II – when Europe’s nations transformed their deep mistrust of one another into a project of integration?
Judith Sargentini: Rationally, the current security threats should lead to more integration, not less. Many of the “home-grown” fighters who committed terrorist attacks in Europe were known to the security agencies. The person who carried out the attack on the Jewish Museum in Brussels in 2014 used to fight in Syria. The French security agencies knew that and the Germans did too. But nobody told the Belgians. The men behind the bombings in London were known to the authorities; the murderer of the filmmaker Theo van Gogh was tapped by the national security agency in the Netherlands, and still he was able commit his crime. So, from a rational point of view, I would say that national security is a concept that should be changed to European security, because as long as you call it national security, and as long as you keep all your rights and duties at the national level, you will not be able to organise inter-European cooperation.
The situation is very similar to the economic crisis, which was also supposed to lead to more Europe, and should have led us to the understanding that governance is not about state sovereignty anymore, but about the sovereignty of banks – as they are the ones in power today. But emotionally we see a completely different understanding of the issue: instead of trying to find a common European solution, we are mixing up terrorism with the refugee issue, and everyone is focused only on protecting their own country and their own borders from the perceived threat from outside, as well as from other Member States. And the real question is how to overcome that emotion and bring our politicians back to a rational view of dealing with the real threats.
Michal Berg: From a Central European perspective it is slightly different. We have been really lucky so far that we haven’t had a terrorist attack on the scale of those in Brussels or Paris. So the mental connection between terrorism and European integration is not so strong in Central Europe. People don’t perceive it as a real threat. But still they have this feeling that in the Schengen area terrorists can easily move to the Eastern Member States if they want to. So they associate Western Europe with the threat, and that makes them hostile towards the EU, even though there is no rational basis to that: why would terrorists want to move to the Eastern Member States and attack Europe from there? They already know that in the East the support for the European project is waning, and there is no need to attack Eastern Europe, because Eastern Europeans are quite capable of weakening their connection to Europe themselves, even without the external influence of terrorists.
Michal says that Central Europe is not under threat because terrorists see that those countries are already hostile towards Europe. Do you think it is a goal of terrorists to stop Europeanintegration?
JS: No, but every time we overreact to a terrorist attack, or every time we make a connection between Muslim refugees and terrorists, we are helping Daesh [1] in their fight against the openness of Western societies. We are putting restrictions on our liberal democratic states, and with that we are making people’s lives, especially European Muslims’, more difficult. It must be a joy for those behind the terrorist attacks to see these populist debates going on in Europe. In the Netherlands, the Parliament recently debated a ban on Salafist organisations, because terrorists are often Salafist-influenced. But that’s a flawed way of thinking: just because many terrorists took their inspiration from the Salafist tradition doesn’t mean that Salafism per se is violent. So if we are debating whether Salafism should be forbidden, we are also pushing away those Salafists who just have a very orthodox religion, but are not involved in criminal acts. Of course, I am not appreciative of Salafism: I don’t think it emancipates women, it doesn’t give people fair chances in life, and it doesn’t fit into the kind of inclusive society we want to share with each other, but they are not dangerous. But when we marginalise them we play into the hands of Daesh.
MB: And not only Daesh. If we restrict freedoms we will in a sense become indirect allies of Putin and his regime who see liberties as a threat to their survival. They believe that politically it is problematic to let people freely do, think and say what they want to. There is a rising support for Putinist parties in Hungary, the Czech Republic and Slovakia; many Central European governments look at Russia as an inspiration in their policies, and cooperate with a regime that is trying to undermine the democratic, national security, military and economic endeavours of Europe. We have already witnessed some Czech generals and other high-ranking officials getting involved with Russian intelligence services, which is really worrying. And I think intelligence service cooperation could be really helpful against both the Russian and the Islamist threats in Europe. This is way more effective than spending money on the demonstration of power, and on sending the military onto the streets, which makes some people feel less secure rather than reassuring them that the governments of Europe have the situation under control.
They are the kind of people who buy “Islam for Dummies” on Amazon. So I don’t think their radicalisation has to be explained by pointing to cultural or religious reasons alone. – J. Sargentini
Many Europeans (especially in the Eastern Member States) are afraid of the unknown – such as newcomers to our societies – and this plays into the hands of populists like Orbán, who claim to provide answers to their misgivings. How can we win support from them for integration?
JS: If you look at terrorism over the decades, we see a lot of home-grown terrorism, where not even the parents or grandparents of the terrorists were immigrants: terrorist groups like the IRA, RAF, ETA [2], and so on. We had a lot of terrorism motivated by right-wing or left-wing politics. Now it is religiously motivated; but here again we need to be aware that the young men from Molenbeek, in Brussels, who did the last attacks were still drinking, smoking, doing drugs a few weeks before and they religiously radicalised overnight. They are the kind of people who buy “Islam for Dummies” on Amazon. So I don’t think their radicalisation has to be explained by pointing to cultural or religious reasons alone.
I know this won’t make the problem easier to understand for someone living in a small village in Eastern Europe, but we need to be aware that this issue is rather complicated. You have to explain it to people by looking, among others, at class issues, the discrimination of people, their chances in life, and so on. I don’t want to leave Islam out of the debate, but it is just not the sole issue. Secondly, refugees are forced to come to Europe via irregular routes, because there is no other way for them to flee those unbearable conditions back home or in the refugee camps, and if there are irregular routes it becomes inevitable that jihadists and criminals can use them as well. But this wouldn’t be the case if we had a way to allow people in need to enter Europe in an organised way, in which we could have conducted security checks, and so on.
The former President of Germany, Christian Wolf, famously said that Islam was part of Germany. And in the same way, we can argue that it is part of Europe as well. But if it is part of Europe, can’t it be criticised and scrutinised the same way as Christianity?
JS: In my country we are much more critical of Islam than of Christianity. In the Netherlands we have a “Bible belt” where in certain villages you can’t withdraw money from a cash machine on Sundays, where families still have nine to ten children, where women and girls are not allowed to wear pants, and the orthodox Christian party does not allow women on their party lists – and that is unjustly seen as folklore. But Islam is judged more harshly.
MB: On the example of the Vietnamese community in the Czech Republic we can see that integration per se can work even in Central Europe: Vietnamese people run successful businesses, their children go to universities, and they live side-by-side with the Czechs without a problem. Therefore, even in the case of Islam, religion and cultural values are only secondary questions. The major question is where the money comes from, whether these societies will have to pay for integration themselves, and how it is going to affect their welfare systems. Some, especially older people and people from the countryside in Central and Eastern European countries, already feel like losers of the transition processes of the 90s, and they are afraid that the newcomers will take away from them the rest of what they possess. To some extent it is similar to the issue of Central Europe’s Roma populations, where the local politicians always complain that they don’t have enough money to integrate the Roma, or to build decent houses for them. And they see the refugees as an additional burden that adds to this situation.
JS: But even in the case of populist politicians like Hungary’s Viktor Orbán, the issue of anti-refugee propaganda is not about whether or not the refugees can be integrated or whether they are perceived as a threat by the government, but about the fact that the country cannot deliver on its promises for economic growth, so Orbán just wants to distract the attention of the voters. And the same stands for Marine Le Pen in France or Geert Wilders in the Netherlands.
In the West, people are afraid that this way of living might not last forever, while in the East, they think that they will never be able to reach this standard of living. – M. Berg
How did we get to this situation in which national interests and the short-term populist goals of some Member States seem to trump the interests of the EU?
JS: I think it was always so, to some extent. A good example is the fact that we introduced the Euro, but did not integrate into a political union. We did start to integrate on environmental laws, and partly on labour laws, but not on foreign policy. We also did not want banks to be controlled at the European level. I think the Central European Member States have the feeling that they just got back their independence in the 90s, and now they are reluctant to sacrifice part of it again to a supranational entity. With the last economic crisis it became even worse, with major job losses and current efforts from governments to cut their social spending as a reaction to economic hardships.
MB: Slovakia and the Czech Republic have not been influenced by the crisis, so economically we have no reason to complain about the European Union. I think here the main driver was our former president, Vaclav Klaus, who was both anti-European and anti-environment. His opinions had a great influence on Czech public opinion: today we are the EU country with the greatest percentage of people denying climate change for example. And now with the refugee crisis many political parties and politicians saw, based on Klaus’ popular anti-Europeanism, an opportunity to make some political gains based on the refugee issue.
Judith said at the beginning that in many cases there is a quite obvious rational choice for many of our problems. Nevertheless, the leaders of our countries go with an emotionaland rather irrational choice. Why? Where do these feelings come from?
MB: I think lots of people just feel that the world is changing too fast, and they don’t really understand what is going on, and what is influencing their lives. So they are constantly looking for new, convincing explanations: sometimes it’s the economy, sometimes the EU, and sometimes the refugees. In the West, people are afraid that this way of living might not last forever, while in the East, they think that they will never be able to reach this standard of living. And we just need to look at the disenfranchised youth of Spain or other Southern Member States: they are already in this situation.
JS: That’s true. In Spain and Greece, the youth unemployment is huge, but the response to the problem did not lead to increased populism – instead, they brought to life Syriza and Podemos. I think in most of Europe, we are trying to cover up our economic issues with this irrationalism, and I partly blame politicians for this. We are not looking for the right solution even if that fits our political goal. For example, in this case, the Dutch government is not supporting a European solution – fair share – on the refugee issue, even though it knows that that would mean less refugees for the Netherlands. If the Europeans shared the burden, it would be much easier and cheaper to deal with this issue. But we are not willing to.
This seems to imply that Europeans don’t trust each other.
JS: If that’s the answer then the EU is doomed. And with that issue of mistrust we are back where we were with the first question: I’d say having a different approach on the issue of security could help us with European integration, but for that we need a different definition of security. There is no such thing as national security anymore, or at least there shouldn’t be. Whether you close your borders or not, criminals and terrorists will move over borders. You need to act together, you need a European answer to fight them.
[1] Daesh is the Arabic language acronym for the Islamic State of Iraq and Syria (ISIS)
[2] Irish Republican Army, Rote Armee Fraktion (Red Army Faction or Baader-Meinhof Group), and Euskadi Ta Askatasuna (Basque Country and Freedom)
Sargentini in “De invloed van de Europese Unie op het strafrecht” – Landelijke Strafrechtsdag 2016. door P.A.M. Verrest, S. Struijk, Boom Juridis h
Deze bundel bevat lezingen en andere bijdragen aan de Landelijke Strafrechtsdag 2016, die op 27 mei 2016 werd georganiseerd door de sectie strafrecht van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Deze Landelijke Strafrechtsdag was geheel gewijd aan ‘De invloed van de Europese Unie op ons strafrecht’. Nederland was op het moment van de Landelijke Strafrechtsdag voor een halfjaar voorzitter van de Europese Unie. Dat leek de organisatie een goede reden om stil te staan bij de Europese invloed op ons strafrecht, strafprocesrecht en onze strafrechtelijke samenwerking met andere lidstaten. Welke vraagstukken spelen er in de Europese Unie? Waarover wordt in Brussel onderhandeld? Welke gevolgen hebben nieuwe EU-instrumenten voor ons recht? Voor welke onderwerpen zou Nederland zelf in Brussel aandacht moeten vragen?
Het
hangt samen met haar Amsterdams-katholieke achtergrond dat
Europarlementariër voor GroenLinks Judith Sargentini graag voor
pragmatische oplossingen kiest. Ze staat bekend als een vrouw met een
stevige mening, maar die is, zeker wat betreft religie, niet gebaseerd
op rechtlijnige principes. Emancipatie is het sleutelwoord.
Wat heb je van huis uit meegekregen als het gaat om levensbeschouwing of religie?
Ik heet niet voor niets Sargentini; mijn vader heeft Italiaanse
voorouders, al is dat lang geleden. De ouders van mijn moeder kwamen uit
Beverwijk, een katholieke enclave in Noord-Holland. Ik ben wat je
noemt, ‘Amsterdams katholiek’ opgevoed. Dat houdt in dat we niet naar de
kerk gingen en er verder ook weinig aan deden. Toen ik geboren werd,
ging mijn vader mij aangeven bij de burgerlijke stand. De ambtenaar zei:
jullie zijn beide katholiek, zie ik. Zal ik uw dochter als katholiek
inschrijven? Mijn vader zei: Nou, nee bespaart u mij dat! Mijn ouders
hebben zich vervolgens beide uit de kerk laten uitschrijven. Maar in de
vakanties gingen we wel kerk-in en kerk-uit. We hadden ook een
kerststalletje, dus er zat nog wel een laagje katholieke cultuur
overheen.
Mijn vader is onderwijzer en geheelonthouder. Ik zou hem een humanist
noemen, al doet hij dat zelf niet. We waren als gezin lid van het Nivon,
de vereniging van natuurvrienden. Daarbij gaat het niet alleen om
liefde voor de natuur, maar ook om de zorg voor elkaar en een bepaalde
ondernemende geest. Mijn ouders hebben altijd veel vrijwilligerswerk
gedaan, dus links-socialistische waarden heb ik ook wel meegenomen.
Heeft je achtergrond consequenties als het gaat om je opstelling in politieke kwesties rondom religie?
Ik denk dat het er bij mij voor gezorgd heeft dat ik graag naar
pragmatische oplossingen kijk. In de gemeenteraad in Amsterdam ging het
eens over schoolzwemmen. Een aantal islamitische scholen wilden graag
dat hun jongens en meisjes gescheiden zouden zwemmen. Dat is duurder en
dat was een punt, maar er waren ook collega’s die principieel tegen
gescheiden schoolzwemmen waren. Dat werd op het scherpst van de snede
uitgevochten, terwijl ik dacht: ‘waar gaat dit om?’ We willen dat
kinderen niet verzuipen. Ze moeten dus leren zwemmen. Dat is misschien
wel vrijzinnig Amsterdams katholiek: laten we het een beetje plooien
jongens. Wat heb je er aan als je uit naam van de emancipatie een
principieel debat voert en tegelijkertijd de meiden de kans ontneemt om
te leren zwemmen? Die verdrinken dan in de zomer in de Sloterplas.
Laten we nog even stilstaan bij het onderwijs. Steeds weer speelt
in het debat de spanning tussen de vrijheid van onderwijs, de vrijheid
van religie en het ideaal van emancipatie en gelijke kansen.
Ik ben heel erg strikt met openbaar onderwijs opgevoed. Ik heb geen
moeite met bijzondere scholen wanneer die naast openbaar geld niet ook
nog kerkelijk geld ontvangen. Als je het financieel gelijk trekt en
ervoor zorgt dat het curriculum ook op orde is, vind ik het prima. Maar
je moet ook zeggen: gelijke monniken gelijke kappen. Want katholieke en
protestantse scholen werden als de normaalste zaak van de wereld gezien,
en daarnaast waren ook Jenaplanscholen, vrije scholen enzovoort
geaccepteerd. Zelf heb ik op de openbare montessori school gezeten. Maar
toen moslims ontdekten dat ze ook eigen scholen konden oprichten, was
de boot aan. Dat vind ik onterecht, al word ik niet blij van een
islamitische school met veel te jonge meisjes die al een hoofddoekje
dragen.
We hebben relletjes gehad over meisjes in nikaab die de pabo deden en
stage wilden lopen in de kinderopvang. Dat hoort bij de opleiding. Maar
ik denk dat de kans vrij klein is dat je de pabo doorloopt en dan zelf
een eigen klas gaat runnen in nikaab. Als je eenmaal zover bent dat je
voor de klas gaat staan, denk ik dat je in je eigen leven ook een
volgende stap hebt gemaakt en dus geen nikaab of boerka meer zal dragen.
Dat is dan mijn westerse interpretatie van emancipatie, maar ik denk
het toch. Een goede onderwijzer heeft een redelijke flexibele geest,
want die moet met veel kinderen met diverse achtergronden omgaan. En de
pabo is toch een emancipatoire opleiding: hij is goed toegankelijk voor
jongeren uit de lagere klassen. Mijn vader is ook als arbeidersjongen
naar de kweekschool gegaan. Dat was een emancipatieslag. Daarom denk ik
dat we zeker meer hoofddoeken gaan krijgen op scholen, zeker op de
openbare. En dan denk ik dat die hoofddoek steeds frivoler wordt.
Hoever mag de inmenging van de staat in het onderwijs gaan? Er is
een openbaar belang, maar we zeggen ook: je moet je als overheid zo min
mogelijk met de opvoeding bemoeien. Dat is het domein van de ouders.
Dat is de Nederlandse insteek. In Frankrijk denken ze daar misschien wel
anders over. In Nederland is na de schoolstrijd in de 19e en 20e eeuw
en na de emancipatie een precair evenwicht ontstaan. Artikel 23 is daar
het resultaat van. Ik vind dat wel mooi, want je kunt gewoon niet altijd
heldere, principiële keuzes maken. Polderen en soms ook pappen en nat
houden. Ook daar heb ik wellicht het laissez-faire katholicisme van mijn
ouders overgenomen. Levensbeschouwing en religie spelen nu eenmaal een
rol, dus dat kun je beter in goede banen leiden. Maar ik denk dat de
wens van ouders om hun kinderen op een zeer geprononceerde religieuze
school te doen, uitsterft.
Ik hoor in jouw visie op emancipatie de traditioneel linkse
secularisatie these doorklinken: religie sterft uiteindelijk uit dankzij
modernisering. Klopt dat?
Ja, dat denk ik wel. Religie hoeft van mij niet uit te sterven, als het
een vorm krijgt die in onze samenleving past. Een bijvoorbeeld daarvan
vind ik de protestantse diaconie in Amsterdam en het Wereldhuis. Zij
vangen mensen zonder papieren en daklozen op, overigens vlak naast de
chique Hermitage. Vrouwen hebben daar een belangrijke positie, ook in
het pastoraat, en homo’s krijgen een plek. Er is een uitstraling van
leven en laten leven. Ik denk dat bij een voortgaande emancipatie steeds
meer mensen zo’n vorm van religie vinden. Prima als er nog mensen zijn
die dat anders willen en doen, zolang ze mij dan ook maar mijn leven
laten leiden.
Tijd voor een definitie. Wat versta je onder religie?
Het is een hoger idee over een groter goed – waarvan ik denk dat het er
niet is – waar je inspiratie uit haalt voor je levensroute. Maar ik zou
het makkelijk kunnen vervangen door humanisme of door een set van
afspraken die mensen onder elkaar gemaakt hebben om het samenleven in
banen te leiden.
Dan is religie voor jou dus vooral een idee, en niet zozeer een praktijk met rituelen en gewoontes?
Inderdaad. Die rituele kant heeft toch iets te maken met het zoeken naar
vastigheid in een samenleving waarin je je bedreigd voelt. Daarover heb
ik inderdaad de ouderwetse socialistische gedachte, dat die praktijk
voor veel mensen zal slijten naarmate ze er sociaaleconomisch beter
voorstaan. Individuele vormen van religie zie ik niet zo snel
uitsterven, maar wel de vormen die gebaseerd zijn op regels over wat je
wel of niet mag eten en of je iets op je hoofd moet dragen of niet. Ik
denk en ik wil ook dat die zullen vervlakken.
Zou je willen dat religie puur een innerlijke aangelegenheid wordt, zonder zichtbare uitingsvormen?
Jij stelt het heel scherp. Terwijl ik er ook geen moeite mee heb als
mensen met een keppeltje, een kruisje of een hoofdoek rondlopen. Ik
waardeer wel de moderne Iraanse vorm het meest, waarbij nog veel haar
zichtbaar is. Hoe minder je van een vrouw ziet, hoe storender ik het
vind. Maar ik vind niet dat je het moeten verbieden. Daarmee gaan de
gedachtes van die vrouw namelijk toch niet weg. Waar het me eigenlijk om
gaat is: hoe krijg je iemand uit de groepsdruk, zodat hij of zij zijn
eigen vrije keuzes kan maken.
Het gaat je uiteindelijk om de vrijheid van het individu.
Ja. Ik kom heel veel in Afrika en ik ken de ’ik ben omdat wij zijn’
gedachte natuurlijk. Toch kan ik daar niet helemaal in meegaan, want
voor degene die onderin de gemeenschap zit, pakt dat vaak niet goed uit.
Hoe kijk je naar het publieke debat over religie?
In Nederland zijn we gewend aan fundamentalistische christenen. We
vinden ze misschien gestoord, maar we zien ze als een ongevaarlijk soort
prehistorisch overblijfsel. Maar islamitische jongens met baarden zien
we wel als een probleem. Dus gaat het uiteindelijk toch om de islam. Dan
kunnen we opeens geen onderscheid meer maken tussen orthodox-religieus
of fundamentalistisch enerzijds en gevaarlijk en gewelddadig anderzijds.
Als we een jongen zien met een lange baard en een djellaba denken we
meteen: die zal dan ook wel op jihad gaan.
Sluit die ‘wij’ ook de groene partijen in?
De reacties in de groene groep in het Europese parlement op de aanslag
bij Charlie Hebdo in januari 2015 deden mij denken aan de reacties in
Nederland na de moord op Van Gogh in 2004. Ten eerste wilde men
extremisten keihard aanpakken en ten tweede op zoek gaan naar oorzaken.
Toen we sprekers zochten voor een conferentie over radicalisering,
kwamen mijn collega’s met ‘leuke lieve moslims’ die uitleggen dat hun
islam heus wel deugt. Dat stelde me enorm teleur. We hebben de
conferentie afgeblazen, want als wij het debat gaan versimpelen tot ‘er
zijn heus wel aardige moslims die heel frivool in hun religie staan’ –
in feite de overgrote meerderheid – dan doen we mee met het spel ‘islam
is gevaarlijk’.
Dat geldt voor het publieke debat als geheel: we reageren op
extremistisch geweld met een discussie over de Europese islam en over
hoofddoekjes. En daardoor zetten we mensen in een hoek. Dat vind ik erg
triest. De vraag zou moeten zijn: wat maakt dat mensen radicaliseren?
En dan gaat het om echt serieuze onderwerpen, zoals de relatie tussen
extremisme, armoede en ontwikkeling.
Vind je dat de groene partijen zich niet verder bezig moeten
houden met religie, behalve wanneer er sprake is van radicalisering en
extremisme? En moeten we ons dan voornamelijk richten op
sociaaleconomische aspecten?
Ja, maar we moeten religie wel accepteren als de motivatie van veel
mensen om het juiste te doen. Ik ben niet geïnteresseerd in het
rechtstreeks veranderen van religie, want dat gebeurt wel vanzelf of
niet, maar we moeten het wel over de uitwassen hebben. Zaken als
kruisbeelden in scholen of wel of geen moskeeën bouwen interesseren mij
niet zo. De overheid heeft natuurlijk in de openbare ruimte vele
manieren om een religie te helpen of tegen te werken. Wat mij betreft
houden we er rekening mee dat religie voor mensen van belang is om hun
leven in te richten.
Heb je, om een zinvol debat over radicalisering te voeren, niet meer kennis van religieuze achtergronden nodig? Zie je op dit terrein huiswerk voor de groene partijen? Mijn conclusie is dat een heleboel groene politici in het dagelijks leven toch in een zeer Europees- christelijke omgeving functioneren. Er zijn genoeg politici, ook groene, die christelijk zijn en dat ook in hun werk laten merken. Daar heeft niemand moeite mee. Maar het wachten is op de eerste moslima met een hoofdoek in het Europese Parlement. Wat dat betreft is een gemeenteraad van een grote stad een betere plek voor dit soort discussies, want daar heb je heel direct te maken met een interculturele context. Het is de vraag of het in zo’n omgeving als het Europese Parlement helpt om mensen bij te spijkeren over de fundamenten van de islam. Ik weet het niet. Zou het helpen om mensen bij te spijkeren over de christelijke tien geboden om te begrijpen waarom mensen naar een zwarte-kousen-kerk gaan? Van kennis van kerkgeschiedenis zie ik als historica natuurlijk wel het belang, maar toch is mij opgevallen dat extremisten vaak op elkaar lijken. Ik moet zelf ook altijd op een spiekbriefje kijken om de soennieten en de sjiieten uit elkaar te houden, maar toch kan ik best begrijpen waarom jonge mannen radicaliseren. Waar veel jonge mannen zijn, in slechte economische omstandigheden, zonder perspectief, gaat het fout. Misschien is het wel zo dat we wel denken dat we heel seculier zijn, maar dat we allemaal ons christelijke rugzakje mee sjouwen en eigenlijk gewoon geen feeling meer hebben met religie. Maar heb je dat wel, dan begrijp je misschien nog steeds niet waarom die jongens gaan vechten. Hoe we verder moeten met dit debat weet ik niet goed. In elk geval kunnen we op aanslagen als die in Parijs niet reageren met een debat over de Europese islam, al helemaal niet als dat in de praktijk een debat is over hoofddoeken. Dat is geen effectief middel om radicalisering tegen te gaan. Blijf in elk geval niet op je eigen eilandje zitten waar je precies weet wat recht is en wat krom.
Conversations with European Politicians and Activists
In
this publication, Green politicians from different European contexts
reflect on the way their own religious or secular values influence their
political attitude; the role of religion in the public forum; conflicts
between fundamental rights, such as the freedom of religion and the
principle of sexual and gender equality; the role of Islam in Europe and
the question whether religion is a source of inspiration or an obstacle
for Green politics.