Drie oud-Europarlementariërs winnen dit jaar de Prinsjesprijs, bedoeld door politici die ‘in optreden of handelen van bijzondere betekenis zijn voor de vitaliteit van de parlementaire democratie’. Het zijn Judith Sargentini (GroenLinks), Hans van Baalen (VVD) en Wim van de Camp (CDA).
Drie
oud-Europarlementariërs winnen dit jaar de Prinsjesprijs, bedoeld voor
politici die ‘in optreden of handelen van bijzondere betekenis zijn voor
de vitaliteit van de parlementaire democratie’. Het zijn Judith
Sargentini (GroenLinks), Hans van Baalen (VVD) en Wim van de Camp
(CDA).
De Prinsjesprijs wordt jaarlijks uitgereikt tijdens het Prinsjesfestival, een ‘feest van de democratie’ in de aanloop naar de derde dinsdag van september. Juryvoorzitter Frans Weisglas, voormalig voorzitter van de Tweede Kamer, maakte de winnaars gisteravond bekend. Volgens de jury verdient dit drietal de prijs voor hun ‘welhaast monumentale parlementaire arbeid’.
Vorige
winnaars zijn bijvoorbeeld CDA’er Pieter Omtzigt, VVD-coryfee Jozias
van Aartsen en de (inmiddels vertrokken) Kamerleden Angelien Eijsink
(PvdA), Sharon Gesthuizen (SP) en Helma Neppérus (VVD). Steeds ging het
om mensen die hun sporen hebben verdiend op het Binnenhof. De jury wijkt
dit jaar uit naar het Europees Parlement, volgens Weisglas een
‘ondergeschoven kind van de vaderlandse politiek en pers’.
Sargentini
heeft recht op de prijs, aldus de jury, voor haar rapport over de stand
van de rechtstaat in Hongarije, ‘een uitzonderlijke prestatie’.
Weisglas: “Een dergelijk rapporteurschap verdient vanuit parlementair
perspectief bijzondere waardering, gericht als het is op belangeloos
compromis in plaats van partijbelang”.
De
jury noemt Van Baalen ‘een nietsontziend parlementariër’, iemand die
‘een belangrijke Nederlandse vinger aan de pols hield’ op het gebied van
defensie en buitenlandse betrekkingen.
Over
Van de Camp: “Als motorgek volksvertegenwoordiger is hij een van de
Europarlementariërs die het meest hebben gedaan om contact met de kiezer
te leggen en Brussel naar Nederland te brengen.”
Een politicus kan mensen hoop bieden, niet met utopieën maar met wetten die de wereld beter maken. Zo ziet Judith Sargentini (GroenLinks) haar taak. Volgens filosoof Hans Achterhuis kan de ideale wereld van utopisten leiden tot een dictatuur.
‘Happyhappyjoyjoy, zou
dat geen toepasselijker ontmoetingsplek zijn geweest?’ Met deze
binnenkomer meldt Judith Sargentini zich voor haar ontmoeting met
filosoof Hans Achterhuis op het terras in de schaduw van het Lloyd Hotel
in Amsterdam-Oost. Op weg naar haar afspraak fietste de
GroenLinks-politica langs een vestiging van de Aziatische
streetfoodketen. De geforceerde vrolijkheid in de naam Happyhappyjoyjoy
wekte bij haar de associatie met het onderwerp dat zij met Achterhuis
zal bespreken: hoe kun je nog vertrouwen in de toekomst terwijl je
dagelijks wordt ondergedompeld in de stroom slecht nieuws over de
wereld? En: hoe kan de politiek aan dat vertrouwen bijdragen?
Sargentini koos twintig jaar geleden voor de politiek in de
overtuiging dat politici mensen hoop kunnen bieden op betere tijden,
mits ze hun vak ernstig nemen en niet louter met een showtje naar de
kiezersgunst hengelen. Op 1 juli zwaaide ze na tien jaar af als lid van
het Europees Parlement. Ze heeft veel moeten trekken en sjorren, soms
jaren geduld moeten betrachten voor ze resultaat kon boeken en meestal
zuchtend en steunend met minder genoegen genomen dan ze wilde, maar
desondanks is haar vertrouwen in de politiek als middel om het bestaan
van mensen te verbeteren ongeschonden.
‘Als politicus’, zegt Sargentini, ‘kun je die hoop bieden door je niet alleen te gedragen als een commentator aan de zijlijn en alles af te branden wat je niet bevalt, maar te laten zien dat je wel degelijk wat kunt veranderen. Wat je dan ook mag laten zien is dat je er wakker van hebt gelegen, dat je hebt gewikt en gewogen, dat je hebt besloten toch ja te zeggen tegen een compromis omdat het in ieder geval een stap in de goede richting is. Als je alleen genoegen neemt met het onderste uit de kan en weigert vuile handen te maken, dan kom je niet in gewetensnood, nee, alleen moet je dan wel concluderen dat je dan ook die stap in de goede richting nooit zult maken. Ik vind dat een decadente houding: eigenlijk neem je je eigen verhaal niet serieus als je er geen enkele actie aan wilt verbinden en elk compromis weigert.
Tot de successen van Sargentini behoort de richtlijn die Europese
importeurs van minerale grondstoffen verplicht hun leveranciers bekend
te maken, om zo gewelddadige milities dwars te zitten die met deze
handel hun wapenaankopen financieren. Mensenrechten moeten hier voor
bedrijfsbelangen gaan, was Sargentini’s argument. Haar meesterstuk
voltooide ze vorig jaar: met haar kritische rapport over de afbraak van
de democratie en de rechtsstaat in Hongarije wist ze in het Europees
Parlement een tweederde meerderheid te verwerven voor een strafprocedure
tegen het regime van de Hongaarse premier Viktor Orbán.
Hoewel Sargentini’s vertrouwen in de positieve kracht van politiek
ongebroken is – ‘Ik ben een politiek dier en dat blijf ik’ – is haar
desillusie over het Europese asiel- en immigratiebeleid een van de
redenen waarom zij zich niet herkiesbaar heeft gesteld voor het Europees
Parlement. ‘Al die jaren in Brussel heb ik dat beleid alleen maar
slechter zien worden. Nóg erger proberen te voorkomen, veel meer kun je
tegen de onverantwoorde politiek op dit terrein niet doen. Hier houdt
mijn optimisme op. Van leidende politici in Europa vraag ik me werkelijk
af: wil jij nog wel solidariteit betonen? Er is een steeds langere
lijst van enge mannen in de wereld: Trump, Duterte, Bolsonaro, Modi,
Orbán, Salvini. Wat de meesten onder hen gemeen hebben is dat ze de
angst voor immigratie uitbuiten om er zelf politiek beter van te worden.
Ikzelf vind dát angstaanjagend. Ik begrijp het ook niet: niemand wil in
een dictatuur wonen, en toch helpen mensen politici aan de macht die
het ’t liefst alleen voor het zeggen hebben.’
Dit is haar frustratie, zegt zij: dat politici verkiezingen winnen
met het voeden van een mythe rondom migratie. Sargentini: ‘De Italiaanse
vicepremier Salvini is vriendjes met Orbán. Op zich is het terecht dat
Salvini de Europese Unie vraagt om solidariteit met zijn land, daar
heeft hij gelijk in, want door zijn ligging is Italië een land waar een
vluchteling uit Afrika al gauw terecht zal komen. Maar de laatste bij
wie je dan moet wezen is Orbán met zijn dichte-grenzenpolitiek. Hij zal
geen enkele vluchteling van Italië overnemen. Dus wat is dit? Dit is:
het thema migratie uitmelken om verkiezingen te winnen. Met het zoeken
naar een oplossing heeft het niets te maken.’
De immigratie hoeft volgens haar helemaal niet zo’n moeilijk probleem
te zijn, mits de EU-landen de bereidheid zouden hebben het gezamenlijk
aan te pakken. ‘Nederland doet dat redelijk netjes, maar toch: na
maanden praten besloot de coalitie tot een eenmalig pardon voor een paar
honderd kinderen, zij het wel in ruil voor een blijvende verlaging van
het aantal vluchtelingen dat Nederland jaarlijks hervestigt uit die
overbevolkte kampen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Dat aantal
gaat van 750 naar 500. Wat een smerige uitruil was dat! Cynische
politiek.’
In deze tijd maakt de politiek volgens Sargentini een relatief klein
vraagstuk, immigratie, te groot en een groot thema, zoals de
klimaatcrisis, te klein. Dat is een vorm van misleiding, zegt ze, en ook
van opportunisme: niet de realiteit maar het gemoed van de kiezers is
bepalend voor het standpunt. ‘Het enige wat je dan in het politieke
debat kunt doen’, zegt ze, ‘is rationeel blijven, laten zien wat klopt
en wat niet klopt. Maar dan nog: politiek is een emotioneel spel. Ik
vind het natuurlijk vervelend dat mensen op Thierry Baudet stemmen, maar
echt benauwend is als middenpartijen denkbeelden uit zijn kring
salonfähig maken, door net als hij de immigratie tot een immense kwestie
op te blazen en de klimaatcrisis te bagatelliseren.’
Over het thema klimaat en ecologie
is even eerder in het gesprek een korzelige, om niet te zeggen
venijnige sfeer ontstaan. Dat gebeurt als de indruk ontstaat dat Hans
Achterhuis de ecologische crisis tot een kwestie van particulier ongemak
relativeert, met de stelling dat je verdwenen plant- en diersoorten
alleen zult missen als je ze zelf nog hebt meegemaakt.
‘Ik ken Friesland goed’, zegt Achterhuis, ‘en ik weet dus hoe het
veenweidelandschap er ooit heeft uitgezien. In mijn ogen is het er nu
vreselijk: alleen maar productiegras, veel minder weidevogels. Ik lijd
aan landschapspijn, inderdaad. Maar de vraag is: krijgen wij, mensen,
het slechter als de kievit en de grutto verdwijnen? Schaadt het ons als
al het gras straks raaigras is? Voor mij is een weiland met alleen
raaigras en zonder vogels een kaalgeslagen weiland, voor de volgende
generaties gewoon een mooi groen landschap.’
‘Jij beperkt de ecologische crisis nu tot slechts een visueel
probleem’, werpt Sargentini tegen. ‘Je negeert zo dat het ecosysteem in
elkaar dondert.’
Achterhuis: ‘Oké, dus de ecologische diversiteit vermindert. Maar het
is de vraag hoeveel wij als mensen daaronder te lijden hebben. Ik ben
het radicaal oneens met collega Bas Haring als hij zegt dat plastic
panda’s niet voor echte onderdoen. Biodiversiteit, bijenvolken en een
gevarieerd landschap zijn voor mij hoge waarden. Ik geef hem echter
gelijk dat deze waarden niet direct moeten worden verbonden met de
toekomst van de mensheid.’
Sargentini: ‘Ik heb ook haast, hè: de wereld moet
verbeterd worden. Alleen: wat hebben kiezers aan mijn haast als ik
daardoor de politieke strijd verlies’
Sargentini: ‘Zeg jij nu dat de decimering van de bijenvolken geen
probleem is voor mensen? Bijen zijn onmisbaar voor de bestuiving van
gewassen. Voor de voedselvoorziening kan hun uitsterven dus rampzalig
zijn. Ik snap werkelijk niet wat je nu precies wilt betogen. Jij zegt
dat moderne landbouwgronden in de ogen van volgende generaties mooi
groen kunnen zijn, maar als ze op den duur steeds minder voedsel
opleveren, dan lijkt me dat geen groen waarmee je heel tevreden kunt
zijn.’
Achterhuis blijft erbij: Sargentini overdrijft. Het lijkt erop dat
hij zich heeft geschaard in het kamp van de optimisten tegen beter weten
in, met wie eigenlijk geen debat mogelijk is. Ik speel met de gedachte
de ontmoeting met een flauwe grap te beëindigen: nog een snelle hap bij
Happyhappyjoyjoy en dan maar weer op huis aan? Maar dan geeft Achterhuis
een wending aan de discussie die een voortzetting de moeite waard
maakt, niet het minst omdat hij de democratie in zijn betoog betrekt.
Hij zegt: ‘Ik wil als filosoof in de eerste plaats fenomenen
begrijpen en dan ook beoordelen. Wat ik weiger is om die oordelen onder
te brengen in een klaarliggend schema over optimisme of
cultuurpessimisme, laat staan in een algemeen doemscenario over de
ondergang van de mensheid. Dat cultuurpessimisme: ik ben daar allergisch
voor.’
Achterhuis vervolgt: ‘Er is een mooie, aan Pasolini toegeschreven
uitspraak: als de vuurvliegjes verdwijnen, zal de mensheid ook niet lang
meer overleven. Waarom? Omdat vuurvliegjes alleen in zuivere, schone
lucht kunnen gedijen. Ik heb ooit in het voormalige Joegoslavië voor het
eerst vuurvliegjes gezien, een wonderbaarlijk fenomeen, en als opa hoop
ik dat mijn kleinkinderen ze ook nog zullen kunnen zien, evenals de
bijen en het veenweidelandschap, maar ik geloof er niets van dat wij als
mensheid ten onder gaan als de vuurvliegjes, de bijen en het
veenweidelandschap verdwijnen. Het grote gevaar van het leggen van dat
soort causale relaties is ook dat als de vuurvliegjes er straks
inderdaad niet meer zijn en wij, mensen, toch gewoon goed blijken te
kunnen voortleven, men snel roept dat dit soort voorspellingen onzin
zijn. Ook daarom pas ik voor dat grote cultuurpessimistische
ondergangsverhaal.’
Om die reden ergert hij zich aan het dilemma dat ik hem voorleg. Dat
dilemma is: je ziet aankomen dat maatregelen om de wereld te behoeden
voor een ecologische ramp waarschijnlijk te laat zullen komen of niet
krachtig genoeg zullen zijn. Dat kan bij mensen die tot wanhoop zijn
gedreven het verlangen naar een ecologische dictator wekken – een regime
dat de volmachten krijgt om alles te doen wat de deskundigen voor het
behoud van de wereld nodig achten, op grond van de vrees dat de
democratie niet tot het vereiste, drastische optreden in staat is. Het
alternatief is de ramp af te wachten en de maatregelen te nemen die met
behoud van de democratie maximaal haalbaar zijn, in de hoop dat het zal
meevallen. Een keuze tussen de duivel en Beëlzebub.
‘Ik weiger die keuze!’ roept Achterhuis. ‘Mijn collega Lucas
Reijnders, een oude bekende, was in het verleden zo mogelijk nog
pessimistischer dan uw vraag suggereert, maar wat ik wel van hem heb
geleerd is dat een dictatuur nog minder goed in staat is de
milieuproblematiek te bestrijden dan onze onvolmaakte democratie. Ik had
linkse vrienden die betoogden – het was nog vóór de val van de Muur –
dat communistische regimes krachtdadiger op milieudreigingen konden
reageren. Met kennis van zaken liet Lucas mij zien dat zij zich
vergisten: het milieu stond er onder het communisme veel slechter voor
dan in de kapitalistische democratische samenleving. Amartya Sen heeft
een analoge redenering over hongersnoden. Hij liet zien dat zich geen
grootschalige hongersnoden voordoen in landen met een vrije pers die
misstanden aan de kaak stelt. Mijn hoop is dat dit ook voor het
milieuprobleem opgaat. Dan is er van uw dilemma helemaal geen sprake.’
Judith Sargentini zegt dat politici die hoop
op beter kunnen bieden, mits zij niet de valse illusie bij de kiezers
wekken dat zij ijzer met handen kunnen breken. Hans Achterhuis herkent
zich daar wel in: ‘Ik ben van de school van Karl Popper: voer
geleidelijk kleine maatschappelijke verbeteringen door, die je kunt
toetsen en zo nodig aanpassen.’ Vandaar zijn weerstand tegen utopisch
denken, een van de leidende thema’s in zijn filosofische werk. Elke
utopie is een heimelijke machtsdroom, zegt Achterhuis: de wereld moet de
ideale wereld zijn, maar dan wel ingericht naar jouw idealen.
De beste beschrijving van de onverbiddelijke logica van de utopie is volgens Achterhuis te lezen in Milan Kundera’s Het boek van de lach en de vergetelheid
(1979). Over de redenering waarmee de communisten hun dictatuur
rechtvaardigden schreef Kundera: ‘Ze hadden een grootscheeps program.
Een plan voor een totaal nieuwe wereld, waarin iedereen zijn plaats zou
vinden. Het is daarom geen wonder dat zij die enthousiast waren en
groots dachten snel hun droom begonnen te verwezenlijken, die
rechtvaardige idylle voor iedereen. Ik onderstreep opnieuw: idylle en voor iedereen.
Daar is iedereen een noot in een schitterende fuga van Bach en wie dat
niet wil, blijft slechts een zwarte punt, een overbodige punt, beroofd
van zin, die je kan pakken en tussen je nagels stuk drukken als een vlo.
Direct in het begin beseften sommigen dat de idylle hun niet lag en ze
wilden het land verlaten. Omdat een idylle er echter op gebaseerd is dat
de wereld voor iedereen is, bewezen zij die wilden emigreren dat ze de
idylle niet erkenden en in plaats van naar het buitenland te gaan,
gingen zij achter de tralies.’
‘Dat citaat geeft aan dat een utopie die voor iedereen het beste wil
in een dictatuur zonder tegenspraak kan uitmonden’, zegt Achterhuis.
‘Kijk dus uit met een rechtstreekse vertaling van het moreel goede in
politieke eisen. Lees Kundera: in bepaalde gevallen kan zo’n politiek
van goede bedoelingen levensgevaarlijk zijn. Daarom hamerde Hannah
Arendt zo op de maatschappelijke waarde van wat zij pluralisme noemt:
een intensieve politieke discussie kan een samenleving sterker maken.’
Sargentini: ‘Ik heb ook haast, hè: de wereld moet verbeterd worden.
Alleen: wat hebben kiezers aan mijn haast als ik daardoor de politieke
strijd verlies en met lege handen sta? In een democratie moet je geduld
opbrengen en incalculeren dat je niet zoveel kunt veranderen als je zou
willen. Bovendien: wat kiezers in de politiek lang vinden duren en wat
kort hangt nogal af van wat ze zelf van iets vinden. Staan ze aan jouw
kant dan mag je in hun ogen wel eens wat sneller opereren, staan ze
tegenover jou dan ben je al gauw een drammer.’
Achterhuis: ‘Ik heb studenten gehad die naar
Albanië reisden en terugkwamen met de boodschap: eindelijk hebben we het
ideaal op aarde ontdekt’
Als voorbeeld noemt Sargentini de Europese wet die mijnbouwbedrijven
en oliemaatschappijen als Shell, BP en BHP Billiton tot meer openheid
verplicht over hun betalingen aan de overheden in de landen waar ze
boren en delven. Actiegroepen en maatschappelijke organisaties in die
landen hebben daarmee een drukmiddel om de eigen regering ter
verantwoording te roepen over haar uitgaven: hoeveel geld belandt in de
zakken van corrupte functionarissen en hoeveel komt ten goede aan de
bevolking? Als medewerker van de anti-apartheidsorganisatie Niza was
Sargentini van meet af aan, sinds 2002, betrokken bij de internationale
campagne (Publish What You Pay) om Europa tot deze wetgeving te bewegen, maar het duurde zo’n tien jaar voor het Europees Parlement gehoor gaf.
‘Tien jaar, dat klinkt lang, maar dat is het niet’, zegt ze. ‘Je hebt
te maken met grote economische belangen, met machtige multinationals,
met internationale tegenlobby’s, met rechtse politieke krachten die
zeggen: al die extra administratieve druk is vervelend en lastig voor
bedrijven als deze, die de motor van onze economie zijn. Dus tien jaar,
dat is eigenlijk behoorlijk vlot voor het mentale en politieke
veranderingsproces waarin je geleidelijk de vereiste meerderheid in het
Europees Parlement tot stand brengt.’
Sargentini moest het uiterste van haar politiek-strategisch inzicht
vergen om de vereiste tweederde meerderheid achter een strafprocedure
tegen het regime van de Hongaarse premier Orbán te verwerven. Het
grootste struikelblok dat zij moest wegruimen lag in de fractie van de
christendemocraten, waarvan Orbáns partij deel uitmaakt: hoe kreeg zij
hen zo ver dat zij tegen leden van de eigen politieke familie zouden
stemmen? Ze begon deze expeditie met gesprekken waarin zij
christendemocratische medeparlementariërs de nieren proefde, mede op
basis van een Excelsheet waarop zij met kleurencodes hun vroegere
stemgedrag had geregistreerd in kwesties waarin democratie en
rechtsstaat in het geding waren. Een complicerende factor was dat hun
fractieleider, csu’er Manfred Weber, in die tijd nog graag met zijn geestverwant Orbán op de foto ging.
‘Belangrijk was niet te snel te handelen’, vertelt ze, ‘soms zelfs op
de rem te trappen. Wat je dan doet is nog maar eens om een extra
onderzoekje vragen, of op een nadere nota aandringen, maar het uitstel
dat je daarmee beoogt is wel ergens goed voor: het bouwen aan de
meerderheid.’ Ze stond nogal onder druk van Weber om het parlement in
december 2017 te laten stemmen over de bevindingen over de Hongaarse
rechtsstaat, vier maanden vóór de Hongaarse verkiezingen. Wat hij
volgens Sargentini ongetwijfeld wist was dat het rapport dan zou worden
weggestemd: zo vlak voor de verkiezingen je Hongaarse fractiegenoten
afvallen zou wel een heel hardvochtige daad van de christendemocraten
zijn.
Ze vertelt: ‘Gelukkig had ik schaduwrapporteurs naast mij die
uitstekend functioneerden, juist ook bij de christendemocraten. Zich
hardop publiekelijk uiten, dat deden ze niet, maar ze hielpen enorm. Zij
begrepen die tactiek van mij uitstekend, in tegenstelling tot de
liberalen, die vonden: informatie verzamelen, nietje erdoorheen en
stemmen. Die wilden gewoon graag laten zien, vermoed ik, dat we actie
ondernamen, maar dan was die tweederde meerderheid er niet geweest en
dat zou in de publieke opinie dan mijn schuld zijn. Zelfs een zo ervaren
en strategisch denkende collega als Sophie in ’t Veld had die tactiek
niet door. Ik snap het werkelijk niet.’
Het was voor Sargentini dus noodzakelijk de cruciale stemming over
een strafprocedure tegen het regime van Orbán over de Hongaarse
verkiezingen van april 2018 heen te tillen. ‘Gelukkig heb je als
rapporteur de ruimte om gewoon te zeggen: het is mijn rapport en niemand
kan mij dwingen haast maken. Je moet dan wel zware morele en politieke
druk weerstaan, maar het kan. Om die druk te laten afnemen ga je dan
laten zien dat je druk met je onderzoek bezig bent, dus je belegt nog
een paar bijeenkomsten, je organiseert publieke hoorzittingen, je nodigt
wetenschappers uit die nog eens uit de doeken doen waarom het ernstig
is wat er in Hongarije gebeurt. Mijn moeder zou dat lijntrekken noemen,
maar het is ook gewoon nuttig. Je vergaart nieuwe informatie én je laat
publiekelijk zien dat je er niet op uit bent de christendemocraten eens
effe lekker te pesten of een hak te zetten, nee, dat je juist hecht aan
een zorgvuldig proces, opdat het parlement ook een zorgvuldig besluit
kan nemen.’
Haar conclusie is dat de politiek het publieke cynisme dat ten
aanzien van haar heerst het best kan bestrijden door met concrete
resultaten mensen hoop op betere tijden te bieden. Met de wet die
mijnbouwbedrijven en oliemaatschappijen tot meer openheid dwingt over de
betalingen aan overheden in de wingebieden, geeft Europa de burgers
daar een steun in de rug in hun strijd tegen malafide politici en
corruptie. Dankzij de strafprocedure tegen het regime-Orbán weten
oppositionele groepen in Hongarije dat Europa hun rechtsstaat en
democratie niet ongestraft laat afbreken. Dat is ook een signaal voor de
bevolking in andere EU-landen, zoals Polen, waar het bewind weinig
geduld heeft met rechters, een kritische pers en andere tegenmachten.
Sargentini: ‘Ik heb me geërgerd aan een nieuwe politieke partij die
deelnam aan de Europese verkiezingen, Volt. Enthousiaste, jonge,
pro-Europese mensen, maar hun politieke recept voor alles was ongeveer
dit: als we het probleem nou maar goed bestuderen, dan zal daar
logischerwijs de juiste stap voorwaarts uitkomen, de beste oplossing. Ze
gingen er volledig aan voorbij dat politiek juist nodig is omdat er
géén beste oplossing is. Er zijn verschillende mogelijke oplossingen,
geen van alle ideaal, en in het politieke debat strijd je voor de keuze
die jouw partij de beste vindt. Want als er één logische, één juiste
oplossing zou zijn, dan zouden we het ook met een verlicht despoot
afkunnen, nietwaar?’
Achterhuis: ‘Dankzij mijn ervaringen in de jaren zestig weet ik dat
er veel kan misgaan als je in het bestaan van de ideale situatie
gelooft. Dat was een van de redenen waarom ik over utopisch denken ben
gaan schrijven. We wisten destijds zeker dat de ideale maatschappij
mogelijk was, dat die ideaal was voor iedereen, en dat iedereen dat ook
wel met ons eens zou zijn als we het maar goed uitlegden. Sommigen
geloofden dat elders op de wereld die ideale toestand al was bereikt.
Dat kon heel ver gaan. Ik heb studenten gehad die met een Rotterdams
reisgezelschap, ik denk van de cpn, naar Albanië reisden en terugkwamen met de boodschap: eindelijk hebben we het ideaal op aarde ontdekt.’
Achterhuis zegt dat hij tegenspraak van anderen nodig heeft om
zichzelf bij de les te houden. Om die reden heeft hij bezwaren tegen wat
Tommy Wieringa in zijn NRC-column over optimisme schreef: ‘Het
komt nu aan op radicale dienstbaarheid aan de aarde, zonder hoop op
dankbaarheid of begrip van je medemens. Noem het een programma van
optimisme zonder hoop – en mediteer op de betekenis hiervan.’ Wieringa
vervolgt: ‘Hoewel je met kennis smart vermeerdert, is het nuttig om
opgewekt te blijven, want zonder een goed humeur leg je het onmiddellijk
af tegen de feitenvrije, vitale barbaren van nieuwrechts.’
Achterhuis becommentarieert: ‘Ik vind het een mooi citaat, zonder
meer, maar waarmee ik het oneens ben is zijn keuze om het zonder begrip
van je medemens te doen. Die dankbaarheid hoef ik inderdaad niet, maar
ik heb het gesprek met anderen en hun tegenspraak nodig. In mijn eentje
loop ik het gevaar vast te lopen in het eigen gelijk en blind fanatisme.
Dat klinkt al een beetje door in Wieringa’s woordkeuze “barbaren” voor
degenen die hij bestrijdt. Ik zou ze nooit zo betitelen, dat klinkt erg
zelfgenoegzaam.’
Gevraagd naar recente ervaringen die hen optimistisch hebben gestemd,
noemt Judith Sargentini een voorbeeld uit de politieke praktijk: de
aankondiging van de Amsterdamse wethouder Sharon Dijksma dat de
hoofdstad na 2030 alleen nog voor elektrische auto’s toegankelijk is.
Dat getuigt volgens haar van een visie op een verbetering van de
leefkwaliteit in Amsterdam, zet druk op bedrijven en bewoners om zich op
de omslag voor te bereiden en geeft ze daar tien jaar de tijd voor.
Sargentini: ‘Iedereen wakker schudden met een langetermijnvisie en dan
geleidelijk daarnaartoe werken, dat is nog eens verantwoordelijk
politiek optreden.’
Hans Achterhuis antwoordt met een voorbeeld uit zijn persoonlijke
leven. Enkele dagen voor het tweegesprek met Sargentini was hij bij de
begrafenis van een oude vriendin. ‘Marjan. 89 is zij geworden. Lange
tijd was ze actief in de Rooie Vrouwen. Op de rouwkaart stond een
dichtregel van Henriëtte Roland Holst: Wij leerden fier rechtop te staan.’
Dáár wordt hij nou optimistisch van, zegt hij, van een beweging als
#MeToo, waarin vrouwen met nog meer fierheid rechtop zijn gaan staan.
Hans Achterhuis
Hans Achterhuis (76) is emeritus hoogleraar filosofie aan de
Universiteit Twente. In zijn werk verbindt hij het denken van de grote
filosofen met maatschappelijke vraagstukken rond bijvoorbeeld
ontwikkelingshulp, welzijnswerk (De markt van welzijn en geluk, 1979), de milieuproblematiek (Het rijk van de schaarste, 1988), totalitarisme (De erfenis van de utopie, 1998) en neoliberalisme (De utopie van de vrije markt, 2010.) Zijn laatste boek is Coetzee, een filosofisch leesavontuur (2019). In 2003 won hij de Pierre Bayle Prijs voor de cultuurkritiek en in 2009 en 2011 de Socratesbeker voor Met alle geweld en De utopie van de vrije markt.
Judith Sargentini
Judith Sargentini (45) was tot 1 juli voor GroenLinks lid van het
Europees Parlement, waarvoor zij in 2009 werd gekozen. Daarvoor zat zij
in de gemeenteraad van Amsterdam (1999-2009). Zij werkte voor
organisaties die voortkwamen uit de anti-apartheidsbeweging, eerst voor
het European Network for Information and Action in Southern Africa en
nadien (2003-2007) voor het Nederlands Instituut voor Zuidelijk Afrika
(Niza).
Judith Sargentini, ECDPM Great Insights magazine, Spring/Summer 2019 Special Edition (Volume 8, Issue 2 & 3). 13-6-2019
Dear Europe, dear members of the European Parliament,
After two terms in the European Parliament, the moment has come for
me to pack my boxes, archive my files and close the door behind me.
These have been ten incredibly interesting years. I look back with
gratitude and some pride to several achievements in which I played a
role, for example, on anti-money laundering, conflict minerals and of
course the report on the rule of law in Hungary. The European Parliament
is a place where you can make great things happen. It is technical
work, it is law-making and it is politics.
It is disheartening though to see that some of the other topics I
worked on relentlessly for these ten years made no progress at all. In
some cases, you could even argue they moved in the wrong direction. I
refer to asylum and migration policies of course. Here, things have not
improved, and the political debate has hardened over the past ten years.
The Challenges of migration
In December 2016, I wrote a blog for ECDPM
on the challenges of migration. It was the year after the height of the
‘migration crisis’ and the EU was still very much in crisis management
mode. Today, I stand by the analysis of the EU’s response that I made
back then: “The EU is moving away from policy coherence for
development towards a strategy where development is used for policy
coherence. A lose-lose strategy where development goals will not be
reached, migration flows will not be stopped, the European Union’s
geopolitical ambitions will not be met, and our credibility towards our
African partner countries might be lost.” Less development aid is
going to those countries most in need and migration routes continue to
become more dangerous. At the November 2017 AU-EU Summit in Abidjan, I
saw with my own eyes African countries’ increasing scepticism towards
the EU’s migration frames.
We need this generation of European
leaders to break through the impasses, pursuing policy coherence for
development, humane and evidence-based approaches to migration, and
agreement on return and resettlement policies.
Now, two and a half years after that writing, migration remains a top
political priority, and nearly every single European law on migration
has been re-opened. The motivation for reviewing these laws – the idea
that more effective laws will help us cope with the “migration crisis” –
at the same time has made it impossible to agree on any of them. With
the sole exception of the European Border and Coast Guard, which was
successfully concluded in the very last weeks of the mandate, all pieces
of asylum law remain stuck at the Council’s table. It is illustrative
of the state of the Union that the European Border and Coast Guard was
the only piece of asylum and migration law that could be concluded. An
additional 10,000 people will help guard Europe’s borders. Yet, no
agreement could be reached on a change of the Dublin Regulation, or to
resettle the most vulnerable refugees from UNHCR camps to the EU. A law
on how to measure and define migration statistics didn’t even make it
through. Too political. Member states don’t see eye to eye. It can’t be
sold at home. It is the humane approach as well as solidarity among
member states that keeps losing out.
Open-ended business
I spent my last months as an MEP negotiating two
important migration policies. The first, a recast of the “Returns
Directive”, deals with the return of asylum seekers whose claim for
asylum has been denied. Return is an integral part of any migration
policy. Political parties differ widely, however, on how this should be
organised, and these differences proved too big to overcome in election
time. Experience shows that voluntary return is by far the most
effective and financially sensible approach. Policies focused on forced
returns sound tough, but fail to deliver, and due to the need for
detention, are very costly. My proposals to invest in voluntary returns,
to ensure sufficient legal redress options, to use detention only as a
measure of last resort and to never lock up children proved too
contentious. The next parliament will have to pick up this file. I urge
you to follow a humane and evidence-based approach here, in line with
human rights and international law.
The second policy I worked on these past months aimed to determine
how foreign affairs funds can be spent in the future, under the
Neighbourhood, Development and International Cooperation
Instrument(NDICI). I did my best to safeguard development funds from the
increasing pressure of the EU’s foreign policy interests. The foreign
policy interests of the Union have become more prevalent in EU
development policies, to the detriment of long-term and predictable
poverty eradication. In this way, the EU is discrediting itself as a
champion of a norms-, values- and rights-based world and of human rights
worldwide. Think about how the EU has threatened that it will reduce
trade and aid if developing countries do not take their people back, and
how it sends people back to detention centres in Libya.
Urgent measures needed
The negotiations with the European Council still need to
start. I am wary of the direction the member states may try to push the
European Parliament and I bid you to pay close attention to this. Most
important is to ensure that sufficient predictable funds remain
available for least-developed countries to be spent on poverty
eradication. The Lisbon Treaty’s article 208, my favourite article,
calls for exactly this, as well as for policy coherence for development.
Now that the member states want to increase flexibilities in the budget
and spend ever more on migration and security, it will be a task for
the next European Parliament to scrutinise the spending, to ensure the
money goes to the right places and to monitor that other policies are
coherent with development.
The new parliamentarians will have to take up all these challenges
and new ones. We only have ten more years to go to achieve the
Sustainable Development Goals. Also, if we want to keep global warming
below 2 degrees, we need to ensure that the Paris Agreement is
implemented as soon as possible. You have a chance to work on policies
that make that happen over the next five years. The urgency of these
goals was not felt strongly enough during my term. I sincerely hope it
will be during yours. It must.
About the author
Judith Sargentini, Member of the European Parliament – Greens–European Free Alliance, 2009-2019
Ze werd in het najaar een van de bekendste gezichten van het Europees Parlement: Judith Sargentini van GroenLinks. Haar portret prijkte op reclameborden en in tv-spotjes van de Hongaarse regering als toonbeeld van de vijandige Europese Unie.
Judith Sargentini, Europarlementarier voor GroenLinks, in 2018. Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant
Ze had zich de toorn van de Hongaarse premier Viktor Orbán op de hals gehaald met
een zeer kritisch rapport over de ondermijning van de rechtsstaat in
zijn land, aangenomen door het Europarlement. Sargentini besloot te
stoppen op het hoogtepunt en staat niet op een verkiesbare plaats bij de
verkiezingen van donderdag.
Hoe staat het Europees Parlement ervoor bij uw vertrek?
‘Best
in goede staat, vind ik. Dat hang ik op aan de stemming over ons
onderzoeksrapport over Hongarije in september, dat de instemming kreeg
van tweederde van de parlementsleden, ook van rechtse. Dat betekent toch
dat zij de democratie hoog in het vaandel houden, dat zij over
politieke spelletjes heen kunnen springen. In het zittende parlement
zijn de meeste leden pro-Europees, dat zal na de verkiezingen anders
zijn.’
Inderdaad,
ondanks uw succes staan rechts-nationalistische partijen als de Fidesz
van Orbán, Salvini’s Lega in Italië en zelfs de nieuwe Brexit Party van
Nigel Farage in de peilingen op winst. Wat betekent dat voor het
parlement?
‘Ik
vind dat heel zorgelijk. Extreem-rechtse regeringsleiders als Salvini
en Orbán hebben de Europese Raad al min of meer stilgelegd, omdat die
niet meer tot conclusies of oplossingen kan komen, bijvoorbeeld over
migratie en de rechtsstatelijkheid. Ze zullen blij zijn als het Europees
Parlement in net zo’n impasse geraakt. Er zijn meer landen, zoals
Roemenië, Polen en Oostenrijk, die debat daarover niet meer zo nodig
vinden. Ik ben nu in Riga op bezoek bij de Groene Partij van Letland; er
gaat hier veel goed, maar ook dit land blokkeerde een serieus debat
over de rechtsstaat.’
Hoe verklaart u de populariteit van nationalistisch rechts?
‘Ik
wil een appèl doen op de centrumpartijen om duidelijker stelling te
nemen. Die hebben de taal van nationalistisch rechts, zoals jij dat
noemt, salonfähig gemaakt door die deels over te nemen. De
christendemocratische fractie, de EVP, heeft lang gedacht dat de
nationalisten met pappen en nathouden wel rustig konden worden gehouden,
dat het zo’n vaart niet zou lopen. Daar hebben we allemaal in Europa
de prijs voor moeten betalen.
Het
heeft wel acht jaar geduurd voor Manfred Weber, de CSU-voorzitter van
de EVP, zich wilde uitspreken over onze bevindingen van de situatie in
Hongarije. Dat ze nu te elfder ure Fidesz als EVP-lid hebben geschorst,
wist niet uit het geheugen dat ze tot voor kort volhielden dat het
allemaal niet zo erg was. Anderhalve maand voor de verkiezingen nogal
halfslachtig helderheid scheppen, neemt niet weg dat ze die partij de
afgelopen jaren acceptabel vonden.’
De
centrumpartijen lijken nu toch meer stelling te nemen? Premier Rutte
viel vorige week opeens hard de anti-Europese houding van FvD-leider
Thierry Baudet aan.
‘Oké,
maar daarmee maakt hij niet ongedaan wat hij eerder zei, in de sfeer
van ‘als het je hier niet bevalt, dan ga je maar weg’. Op die manier
heeft hij toch het taalgebruik naar de extremen laten opschuiven. Hij
had het ook kunnen hebben over hoe goed de Marokkaanse Nederlanders het
doen vijftig jaar na het eerste gastarbeiderscontract. Een dag of tien
voor de verkiezingen kun je niet ongedaan maken dat je eerder heel
onvriendelijk over nieuwkomers hebt gesproken. Dat zet geen zoden aan de
dijk.’
Waar komen de kiezers van die partijen vandaan, denkt u?
‘Niet
van mijn electoraat in ieder geval. Ik denk van de middenpartijen, de
christendemocraten, liberalen, sociaaldemocraten. Die hebben zich niet
genoeg rekenschap gegeven van de economische moeilijkheden van veel
burgers. En ze hebben het gemakkelijker gemaakt voor kiezers om op
extreem-rechtse partijen te stemmen door hun taalgebruik over te nemen.
In Beieren dacht de oppermachtige CSU de kiezers bij de AfD weg te
kunnen houden door dezelfde taal te bezigen. Een grote vergissing, bleek
bij de verkiezingen van oktober: kiezers gaan dan liever voor het echte
werk. Ondertussen is het taalgebruik genormaliseerd; dat draai je niet
zomaar terug.’
U bent er niet bij in het nieuwe Europarlement, maar hoe moet dat met een veel grotere anti-Europese sectie?
‘Ik
hoop dat de collegae die blijven of erbij komen zich realiseren dat er
een tandje bij moet worden gezet. Ik begrijp dat de EVP heeft gezegd
geen deals te zullen sluiten met extreem-rechtse partijen. Ik zou
zeggen: houd ze eraan.’
En wat gaat u doen?
‘Ik
weet het nog niet. Na twintig jaar als volksvertegenwoordiger van de
gemeenteraad tot het Europarlement is het mooi geweest. Ik ben nu nog
druk in de campagne voor de Europese verkiezingen. Maar ik ben niet zo’n
spreker voor bijeenkomsten en debatten, niet zo van de beste stuurlui
staan aan wal. Ik wil iets praktisch doen.’
Partijpolitiek is lang boven loyaliteit aan Europese waarden gegaan, schrijft Judith Sargentini. Kies voor Europarlementariërs die in actie komen voor fundamentele beginselen van rechtsstaat en democratie.
De Hongaarse premier Viktor Orbán (rechts) heeft vice-premier Matteo Salvini van Italië (met verrekijker) op bezoek bij een hek op de grens met Servië.
Foto Balazs Szecsodi/AFP
Nadat
het Europees Parlement mijn rapport over de systematische bedreiging
van de rechtsstaat in Hongarije had aangenomen, is actie om Hongarije
weer op het juiste pad te krijgen uitgebleven. Zowel bij de Europese
Commissie als bij de ministers van de EU-landen. Dat maakt het
belangrijker dan ooit om te gaan stemmen op 23 mei. Het is cruciaal dat
het nieuwe Europees Parlement bestaat uit volksvertegenwoordigers die de
rechtsstaat respecteren en verdedigen daar waar die onder druk staat in
onze Unie. De tijd dringt: regeringen die de rechtsstaat schenden
zitten nu al aan tafel bij Europese besluiten die ook ons raken.
Strafprocedure
Een recent voorbeeld: vorige week vierde premier Orbán vijftien jaar EU-lidmaatschap door de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken, Salvini, uit te nodigen samen het hek aan de Servische grens te inspecteren. Aan die grens zijn twee detentiecentra voor asielzoekers: iedere vluchteling die asiel aanvraagt, wordt daar zonder pardon opgesloten. Sinds de zomer droeg het Europees Mensenrechtenhof Hongarije al dertien keer op om het uithongeren van asielzoekers in deze centra te stoppen.
Er is niet genoeg gedaan om de ontwikkelingen in Hongarije te keren.
Na de oproep van het Parlement pakte de Europese Commissie niet door.
Zij startte weliswaar inbreukprocedures bij specifieke juridische
problemen, maar een Artikel 7-procedure, het krachtigste instrument om
het stelselmatig ondermijnen van de EU-waarden een halt toe te roepen,
kwam er niet. Ook de overige 27 lidstaten zijn lange tijd stil gebleven.
Het resultaat is dat Orbán vrij spel kreeg om zijn ‘illiberale
democratie’ uit te rollen. Dit heeft niet alleen ernstige gevolgen voor
Hongaarse burgers, maar ook voor de inwoners van andere landen die het
voorbeeld van Hongarije lijken te volgen, zoals Polen en Roemenië.
Partijpolitiek boven democratische waarden
Vanwaar het gebrek aan daadkracht? Het onderliggende probleem is dat
politici liever wegkijken dan hun collega’s confronteren, wanneer de
rechtsstaat met voeten wordt getreden. De rechtsstaat heeft het te lang
afgelegd tegen partijpolitiek. Dat wordt zichtbaar in het feit dat de
Commissie wél tot actie overging toen de situatie in Polen
verslechterde. De 28 Eurocommissarissen zijn in grote meerderheid lid
van de twee grootste Europese politieke families: de Europese
christendemocratie waartoe het CDA, en nog steeds de partij van Orbán,
Fidesz, behoort (EVP), en de sociaal-democraten waartoe de PvdA, en de
Roemeense regeringspartij PSD, behoort (PES). De Poolse regeringspartij
zit in een andere politieke familie.
De tweederde meerderheid voor mijn rapport was dan ook alleen
mogelijk dankzij een doorbraak. Een deel van de christendemocratische
parlementsleden doorbrak eindelijk het taboe om een eigen ‘familielid’
terecht te wijzen. Gedwongen tussen een keuze voor loyaliteit aan Orbán
of aan de fundamenten van de Unie, kozen zij in meerderheid voor het
laatste.
Het is nog steeds wachten op eenzelfde doorbraak in de Raad van Ministers waar de 28 lidstaten zich verenigen. Zij zijn aan zet om Hongarije te helpen terug te keren naar een gezonde democratische rechtsstaat. De opeenvolgende roulerende voorzitters van de EU, Oostenrijk in de laatste helft van 2018 en Roemenië tot aan de zomer, hebben bijgedragen aan de lakse houding van de Raad. De Oostenrijkse regering, een coalitie van christendemocraten en de extreem-rechtse FPÖ, en de sociaal-democratisch-liberale Roemeense regering hebben sympathie voor Orbán. De hoop is nu gevestigd op het Finse voorzitterschap in de tweede helft van dit jaar.
Het probleem is dat EU-landen toevlucht zoeken in een procedurele en
detaillistische aanpak van overtredingen van EU-recht, om zo geen
oordeel te hoeven vellen over het totaalbeeld van afglijdende
rechtsstaten. Op voorstel van België wordt er gewerkt aan een jaarlijkse
rechtsstaat-check, dat moeten onderlinge controles worden door
EU-lidstaten. Maar die vinden achter gesloten deuren plaats en de
resultaten worden niet openbaar gemaakt. Ik acht het onwaarschijnlijk
dat Orbán zich van zo’n geheime visitatie iets aantrekt.
Druk uitoefenen
Uiteindelijk is er politieke moed nodig om lidstaten voor het blok te
zetten en positie te kiezen. Dat betekent dat het Finse voorzitterschap
of andere voortrekkers het initiatief moeten nemen om verder te gaan
dan procedurele en juridische oefeningen die lidstaten van een excuus
voorzien om om de hete brij heen te draaien. Zoals een stemming in het
Europees Parlement de christendemocratische familie dwong om positie in
te nemen, is het ook in de Raad tijd om rode lijnen te trekken.
De politieke druk om deze moeilijke stap te zetten moet zo hoog mogelijk worden. Daarom is ook de samenstelling van het nieuwe Europese Parlement cruciaal. Een parlement gevuld met meelopers van Orbán en Salvini is het ultieme cadeau voor regeringsleiders die lastige besluiten willen vermijden. Een Parlement dat via haar begrotingsrecht en wetgevingsmacht zo veel mogelijk druk blijft zetten op respect voor de uitgangspunten van het EU-verdrag, kan wellicht een doorbraak forceren. Ook voor de toekomst van de rechtsstaat doet uw stem er dus toe op 23 mei.
In september vorig jaar haalde GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini de voorpagina’s, toen een tweederde meerderheid van het Europees Parlement instemde met haar rapport over de „systematische bedreiging” van de rechtsstaat in Hongarije. Het Parlement riep de Europese Raad op een strafprocedure (‘Artikel 7’) tegen Hongarije te starten.
Judith Sargentini is Europarlementariër (GroenLinks) en niet herkiesbaar. Dit is een ingekorte versie van de Europalezing die ze 9 mei aan de Universiteit Leiden hield.
Judith Sargentini zorgde er eigenhandig voor dat Hongarije op het Europese strafbankje terechtkwam. Ze wordt in dat land, net als Jean-Claude Juncker, beledigend op posters afgebeeld. Straks neemt de Nederlandse politica van GroenLinks na tien jaar afscheid van het Europees Parlement.” Ik ben lange tijd actief geweest in Afrika voor verkiezingsobservaties. Wat nu allemaal in Hongarije gebeurt, dat heb ik nooit eerder gezien.”
Publié le 15 avril 2019 à 13h01 – Mis à jour le 15 avril 2019 à 16h05 Par Allan Kaval.
« Le Monde » a pu suivre la députée verte néerlandaise, célèbre pour sa défense de l’Etat de droit, qui termine son mandat entre frénésie des dernières semaines parlementaires et inquiétudes sur le devenir de l’Union.
Les
semaines bruxelloises de l’eurodéputée écologiste néerlandaise Judith
Sargentini commencent toujours à grande vitesse, dans un Thalys lancé
depuis Amsterdam à travers les étendues sans frontière
de la plaine de Flandre. « J’y lis le journal, je regarde par la fenêtre… C’est un peu mon seul moment de répit avant la tempête », confie-t-elle. Car dès qu’elle pose le pied sur le quai de la gare de Bruxelles-Midi, comme en ce lundi 1er avril
en fin de matinée, Mme Sargentini débute un marathon qui
durera jusqu’au jeudi soir suivant. Un quotidien fait de luttes
d’influences entre institutions européennes, de rapports de force et de
négociations serrées en commission, rythmé par des marches
rapides à travers le labyrinthe de moquettes bleues, tirant sur le
gris, du Parlement.
En signant en 2018 un rapport accablant
sur les violations de l’Etat de droit dans la Hongrie de Viktor Orban,
Judith Sargentini, alors peu connue dans son pays d’origine, a acquis
une notoriété qui s’étend désormais au-delà des façades vitrées du
quartier européen de Bruxelles. Le premier
ministre populiste et autoritaire au pouvoir à Budapest a fait de
l’eurodéputée de 45 ans l’une de ses bêtes noires. Mais après dix années
au Parlement, consacrées pour l’essentiel à la défense de l’Etat de
droit et aux questions migratoires, cette figure
des Verts européens, qui laisse à ses collègues les questions
environnementales, ne briguera pas de nouveau mandat. « Je n’aurais aucun problème à me faire réélire, ma lutte contre Orban m’a fait connaître, estime-t-elle. Mais j’ai envie de passer
à autre chose, il faut laisser la place à des esprits frais, à des regards nouveaux ! »
La
députée européenne Judith Sargentini dans le métro sur son chemin pour le Parlement Européen, le 1er avril.
LUCAS BARIOULET POUR « LE MONDE »
Rapports de force entre Etats-membres et Parlement
Pas question toutefois pour Mme Sargentini
de ralentir le rythme à l’approche de la fin de son mandat, et à
quelques semaines des élections européennes. Après une courte traversée
de Bruxelles en métro – « pour éviter les bouchons et parce que c’est quand même plus écologique que les voitures de fonction ! » – et
un bref repas avec ses collaborateurs à la cantine du Parlement,
l’eurodéputée, toujours habillée de vert dans l’exercice
de ses fonctions, élabore avec assistantes et conseillères le plan de
bataille des jours à venir. Au mur de son bureau, la « une » encadrée du
quotidien social-démocrate néerlandais De Volkskrant du
12 septembre 2018, souvenir d’une victoire qui commence
tout juste à jaunir. Elle y apparaît en photo dans l’hémicycle, émue au
milieu de ses collègues. Son rapport sur la Hongrie, ouvrant la voie à
des sanctions, vient alors d’être voté.
Autour
de la table, les rapports de force entre les Etats-membres, dont le
Conseil européen défend les intérêts, et le Parlement, censé représenter
tous les citoyens de l’Union, occupent une
bonne part de la conversation. Mme Sargentini est
négociatrice en chef d’un dossier sensible, pour lequel le Parlement et
le Conseil campent sur des positions diamétralement opposées : la
nomination, éminemment politique, d’un futur procureur européen,
qui sera chargé des enquêtes pour fraudes aux fonds de l’Union dans
vingt-deux pays membres de l’UE, adhérents à cette nouvelle instance.
La
députée européenne Judith Sargentini discute avec ses conseillers dans son bureau du Parlement Européen, le 1er avril.
LUCAS BARIOULET POUR « LE MONDE »
Nomination très politique à la tête du futur parquet européen
« La candidate que je défends, Laura
Codruta Kövesi, procureure générale de Roumanie, est une
figure de la lutte anticorruption dans son pays. Elle est la candidate
du Parlement européen : non seulement elle est compétente, mais sa
nomination serait un symbole fort face aux gouvernements
qui, à l’est de l’Europe, sont tentés de transiger avec l’Etat de
droit », explique Mme Sargentini. Le Conseil défend lui la candidature d’un Français, Jean-François Bohnert, procureur général de Reims.
« Elle a envoyé derrière les barreaux des gens qui avaient eux-mêmes détourné des fonds européens »
Début avril, Mme Kövesi a été placée quelques jours sous
contrôle judiciaire dans son pays, et interdite de quitter le territoire de la Roumanie. « Nous
y voyons la volonté de membres corrompus du gouvernement roumain
d’empêcher sa nomination car elle a envoyé derrière les barreaux des
gens qui avaient
eux-mêmes détourné des fonds européens », poursuit l’eurodéputée :
« Nous allons continuer à soutenir Laura Codruta Kövesi, sinon ce
serait se soumettre au chantage de la Roumanie. Paradoxalement, nous la
défendons contre son propre gouvernement. »
Bucarest
détient la présidence tournante du Conseil jusqu’à la mi-2019. Pour
tenter d’effriter la cohésion des Etats membres sur ce dossier,
l’eurodéputée écologiste détaille sa stratégie à son
équipe :
« D’abord, il faut parler avec notre représentation néerlandaise à
Bruxelles, car je comprends que le gouvernement des Pays-Bas pourrait en
définitive soutenir Kövesi. Il faut prendre langue avec les Finnois,
car ils mènent les négociations et sont plutôt
bien disposés. Enfin, il faut faire signe à nos collègues verts
luxembourgeois dans la maison : les Verts ont des ministres au
Luxembourg, ils peuvent peser sur la position de leur gouvernement. »
Dans le bureau de Mme Sargentini,
la politique européenne s’apparente à un jeu d’échecs en trois
dimensions, où entrent en ligne de compte les intérêts, tantôt
convergents, tantôt
opposés, des Etats-membres des différentes institutions de Bruxelles et
des partis politiques représentés au Parlement au sein de groupes
paneuropéens.
Directive « retour »
Une
fois le dossier du parquet européen traité, la partie se poursuit. Sur
un nouveau plateau. Pour sa deuxième réunion de la journée,
l’eurodéputée reçoit l’Italienne Maria Giovanna Manieri,
la conseillère du groupe des Verts européens sur les questions de
libertés publiques. C’est l’autre sujet d’expertise de Mme Sargentini. Vice-présidente de la commission des libertés civiles, de la justice et des affaires intérieures, plus connue
sous le sigle LIBE, elle y a obtenu d’être rapporteuse pour la refonte d’une directive baptisée « retour », censée
encadrer le renvoi dans leur pays d’origine de personnes déboutées du droit d’asile en territoire européen.
La
députée européenne Judith Sargentini discute avec une de ses
conseillère lors d’une séance à la commission des libertés civiles, de
la justice et des affaires intérieures (LIBE) au Parlement Européen à
Bruxelles, le 2 avril.
LUCAS BARIOULET POUR « LE MONDE »
Son but, en tant qu’eurodéputée des Verts partisane d’une politique migratoire« responsable mais conforme aux valeurs fondatrices de l’Union », est
d’en modifier certaines dispositions. Et pour cela, en tant que
rapporteuse, elle a besoin de construire,
article par article, alinéa par alinéa, une majorité avec les autres
groupes politiques représentés au sein de la commission LIBE. Chacun
dispose d’un « rapporteur fictif », avec qui elle peut négocier.
« Il faut comprendre les intérêts de chaque parlementaire »
Avec Mme Manieri
et sa propre conseillère politique, Nusrut Nisa Bahadur, l’eurodéputée
passe en revue le texte et identifie les compromis qui peuvent être
trouvés. « Il
faut comprendre les intérêts de chaque parlementaire, en fonction de
son groupe et de sa nationalité. Pour cela, il faut comprendre quelles
sont les lignes rouges des uns et des autres. Ils ne les dévoilent pas
eux-mêmes, c’est à nous de les trouver », résume
Mme Sargentini.
Judith
Sargentini discute dans l’ascenseur dans les locaux du Parlement Européen à Bruxelles.
LUCAS BARIOULET POUR « LE MONDE »
Entre relations personnelles tissées dans les murs du Parlement,
échanges de tuyaux dans la « bulle » bruxelloise, qui s’étend au-delà
des bâtiments officiels pour se prolonger en marge des divers événements
vespéraux organisés dans les représentations diplomatiques,
conversations furtives entre deux réunions et discussions techniques
par messages WhatsApp, Mme Bahadur, notamment, s’efforce de
dresser une cartographie complexe du champ de bataille législatif. Un
travail qui est à la base de toute négociation
et peut donner lieu, ponctuellement, à des convergences inattendues, y
compris avec des partis d’extrême droite, comme sur la directive
« retour ».
« Une
des dispositions pourrait obliger des pays qui se trouvent sur les
routes de migrations, comme l’Italie, à financer des détentions de
migrants, tandis qu’une autre directive proposée
par la Commission prévoit qu’un demandeur d’asile soit détenu le temps
de sa demande, explique Mme Sargentini. Cela
conduirait à la détention de très nombreuses personnes – et cela
coûterait très cher aux pays du sud de l’Europe. Sur ce
cas précis, on peut se mettre d’accord avec des partis comme la Ligue
(extrême droite italienne) pour amender une telle disposition, même si
nos visions globales du dossier sont antagonistes. »
Un travail de fourmi
Entre
deux réunions, Judith Sargentini a encore discuté de la directive
« retour » lors d’un déjeuner avec une délégation parlementaire de
l’OSCE (Organisation pour la sécurité et la coopération
en Europe), mardi midi. C’était dans une salle à manger obscure, sous
les combles du Parlement fédéral belge.
« Cela aura au moins été l’occasion de dire un mot à un
parlementaire chypriote sur la situation d’un réfugié syrien détenu
injustement par la justice hongroise alors qu’il est résident légal sur
l’île. Un devoir moral. »
La ruche du Parlement et les manœuvres permanentes qui s’y trament vont lui manquer
Elle
revient à pied de son déjeuner à travers le grand parc de Bruxelles.
Après la fin de son mandat, la quadragénaire en convient : la ruche du
Parlement et les manœuvres permanentes
qui s’y trament vont lui manquer, tout comme l’influence attachée à sa
fonction, qu’elle considère comme bien plus grande que celle d’un
parlementaire national. Mais le constat qu’elle dresse du fonctionnement
des institutions européennes est sombre. « Les
Etats-membres manquent d’une vision vraiment européenne, et le travail
du Parlement risque d’être compromis par l’interférence des intérêts
nationaux, qui ne sont pas forcément les intérêts des citoyens
européens », juge-t-elle.
Judith
Sargentini traverse le parc de Bruxelles sur son chemin pour le Parlement européen.
LUCAS BARIOULET POUR « LE MONDE »
Six mois après avoir été voté, son rapport sur la Hongrie n’a rien
donné de concret. Aucune sanction n’a été prise contre Budapest. « Cela
peut être décourageant. Les capacités de l’Union à défendre les droits
des citoyens dépendent toujours du bon vouloir
des Etats, qui ne montrent pas la même unité quand ils négocient le
Brexit que lorsqu’il s’agit de mettre des limites à M. Orban », regrette-t-elle :
« Malgré tout, nous avons réussi à montrer que le Parlement avait
fait sa part. J’ai toujours pensé qu’au bout de tout ce travail de
fourmi, il y avait de vrais changements qui pouvaient se faire sentir
dans la vie des gens. »
Dans
les méandres feutrés du Parlement, sous ses verrières ou dans le souffle
sec de sa climatisation, Judith Sargentini continuera de voir s’y
jouer, derrière les échafaudages complexes des
réunions techniques et des conciliabules législatifs, l’histoire en
marche du continent. Avant de reprendre le Thalys, direction Amsterdam.
Sargentini is indelibly linked to efforts to stop Hungary
sliding into right-wing authoritarianism. The Dutch Green MEP fought
against the odds to condemn Hungarian Prime Minister Viktor Orbán for
violations of core EU values, convincing a two-thirds majority in Parliament to denounce Orbán’s government
in September 2018, on the back of a report bearing her name. Among
those forced to concede ground was Manfred Weber, the leader of the
biggest political group in the Parliament and now candidate for European
Commission president.
Beiden
zijn zeer succesvolle politici in relatief onzichtbare instituties,
beiden zetten zich met hart en ziel in voor een humaner asiel- en
migratiebeleid, en beiden zwaaien de komende maanden af: Judith
Sargentini als Europarlementariër en Tineke Strik als fractievoorzitter
van GroenLinks in de Eerste Kamer. Alleen wacht Strik direct een nieuw
politiek avontuur: ze volgt Sargentini op als nummer twee op de lijst
voor het Europees Parlement. In het Amsterdamse filmtheater EYE blikken
Strik en Sargentini op verzoek van de Helling terug én vooruit.
De
Eerste Kamer lijkt steeds politieker van aard te worden. Jesse Klaver
windt er geen doekjes om: GroenLinks is er straks, als de coalitie geen
meerderheid meer heeft in de Eerste Kamer, niet om de coalitie aan een
meerderheid te helpen; de coalitie is er om óns aan een meerderheid te
helpen. Ook de keuze van de ervaren politicus Paul Rosenmöller als
fractievoorzitter is in dat opzicht veelzeggend. Tineke, herken jij die
verschuiving en hoe kijk je hier tegenaan?
Strik: “Ik heb de Eerste Kamer altijd als politiek ervaren, alleen valt
dit minder op wanneer de coalitie een meerderheid heeft. Tijdens het
kabinet-Balkenende IV, mijn eerste termijn, steunden de coalitiepartijen
de Tweede Kamerbesluiten haast per definitie. Maar toen stapte de PvdA
uit het kabinet en ontstond er ineens een heel andere dynamiek. Er was
veel meer ruimte om op basis van inhoudelijke argumenten te discussiëren
over besluiten en om coalities te vormen. Dat vond ik een stuk
aantrekkelijker. Als de coalitie na de komende verkiezingen geen
meerderheid meer heeft, verwacht ik dat het Eerste Kamerwerk politiek
spannender maar ook inhoudelijk interessanter zal worden. De Tweede
Kamer moet rekening houden met de politici aan de overzijde van het
Binnenhof.”
Sargentini: “Ik hoop dat de Tweede Kamer zelf ook wat scherper gaat zijn
op wetgeving, als het niet meer vanzelfsprekend is dat de coalitie een
wet door de Eerste Kamer krijgt.”
Strik: “De Tweede Kamer zal zich beter realiseren dat ze ons nodig
heeft. De oppositie heeft dan meer ruimte om amendementen in te dienen
die de coalitie zal moeten steunen, wil ze steun van de Eerste Kamer
krijgen.”
Gaat meer politieke spanning in de Eerste Kamer niet ten koste van haar primaire taak – het toetsen van wetten?
Strik: “Binnen de fractie hebben we wel besproken of we de uitspraak van Jesse nu de juiste framing
vonden van het Eerste Kamerwerk. Maar wat hij bedoelt, is: We gaan
natuurlijk niet instemmen met matige of slechte wetten omdat de coalitie
ons in andere voorstellen steunt. We zijn geen gedoogpartij. We zijn er
niet op uit om de coalitie pootje te lichten, maar we steunen alleen
goede voorstellen. En om een constructieve samenwerking mogelijk te
maken, zal het kabinet ook echt steun moeten verlenen aan onze eigen
voorstellen. Een kabinet dat in de minderheid is, zal zich meer
rekenschap moeten geven van wat andere partijen willen.”
Scheidend Kamervoorzitter Ankie Broekers-Knol (VVD) onthulde
onlangs in een interview dat ze wetten heeft laten passeren waar nogal
wat op aan te merken was, uit loyaliteit aan de coalitie. Herken je dit?
Strik: “Dat herken ik heel goed. Ik zag soms ook wel de pijn bij
senatoren van coalitiepartijen. Ik zou het een blamage vinden als ik
zelf in de coalitie zat en we ons daartoe zouden verlagen. Je bent dan
je eigen rol als Eerste Kamerfractie volledig aan het verloochenen. Zelf
hebben we alleen nooit in die positie gezeten, en je kunt er nooit
zeker van zijn of GroenLinks zoiets niet ook kan overkomen.
We hebben overigens wel moeilijke momenten meegemaakt als Eerste
Kamerfractie. In aanloop naar het zogeheten Lenteakkoord van 2012 was te
voortvarend onderhandeld zonder de Eerste Kamer te consulteren.
Daardoor werden wij onder druk gezet om een plotselinge verhoging van de
AOW-leeftijd te steunen, die door gebrek aan een overgangsregeling
grote gevolgen had voor het inkomen van mensen. De Tweede Kamerfractie
was toen te eager om een akkoord te sluiten en heeft ons
onvoldoende geconsulteerd. Dat is een leerpunt geweest. Sindsdien gaat
het veel beter en hebben we altijd prima samengewerkt met de Tweede
Kamerfractie.”
Voor GroenLinks is de Eerste Kamer niet heilig. In het
verkiezingsprogramma staat dat ze afgeschaft kan worden zodra er een
vervangend orgaan is dat een constitutionele toets uitvoert.
Strik: “Een constitutionele toets is een toets achteraf, over de
toepassing van de wet – dus nadat het besluit is genomen. Wat mij
betreft, blijft daarnaast nog steeds de Eerste Kamer bestaan die
wetsvoorstellen vooraf toetst, overigens wel met het politieke primaat
bij de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer.
Ik voel wel voor het terugzendrecht zoals de commissie-Remkes onlangs
voorstelde, dus dat de Eerste Kamer tegen de Tweede kan zeggen: wat ons
betreft mankeert het hier en hier aan, pas als dat is aangepast kunnen
we met het voorstel instemmen. In het voorstel van Remkes zou dit
terugzendrecht echter ten koste gaan van het vetorecht. Dat is wel een
risico, maar ik verwacht dat de Eerste Kamer snel ophoudt met
terugzenden – en dus wetsvoorstellen zal afwijzen – als de Tweede Kamer
de aanbevelingen niet opvolgt. Dat lijkt me een effectief drukmiddel.”
Judith, over je aanstaande vertrek zei je in een interview in Trouw: “Ik
heb mooie dingen bereikt, maar vooral op het onderwerp asiel en
migratie is de motivatie aan het verdwijnen. Ik verwacht daar geen
verbeteringen meer. Dus moet iemand anders het maar proberen.” Voor
iemand die zoveel heeft bereikt in het Europees Parlement, vind ik dat
een opmerkelijke uitspraak.
Sargentini: “Op andere onderwerpen heb ik wat bereikt ja, maar op
migratie en asiel ben ik al jaren alleen maar bezig te voorkomen dat het
beleid erger wordt. Want het wórdt erger. Wat ik aan resultaten boek,
is zo marginaal. Toch nog maar nét weten te regelen dat er aparte
aandacht komt voor vluchtelingenkinderen, om maar wat te noemen. Dat is
voor mij niet voldoende, en ik merkte dat ik steeds vaker ging denken:
dit hebben we al geprobeerd, dit werkt toch niet, hier heb ik al tig
schriftelijke vragen over ingediend. En als je dat gaat denken, is het
misschien tijd voor een andere, frissere blik. Ik heb expres mijn
vertrek aangekondigd vóór de stemming over mijn rapport over de
rechtsstaat in Hongarije. Toen ging de kandidaatstelling open, en ik
denk niet dat Tineke zich kandidaat had gesteld als ik door was gegaan.”
Strik: “Dat was inderdaad niet bij me opgekomen.”
Sargentini: “Ik ben overigens ontzettend blij dat ik die
Hongarije-stemming heb gehaald. Het is heel bijzonder om te zien hoe
mensen mij ineens anders gingen bejegenen toen ik het parlement had
overtuigd om de procedure in werking te zetten die kan leiden tot
sancties tegen de regering-Orbán wegens ondermijning van de rechtsstaat.
Ineens word ik gezien als een soort elder statesman, zowel
binnen als buiten het parlement. Dat is natuurlijk erg leuk, en het
motiveert zeker, maar het heeft bij mij niet gezorgd voor nieuwe energie
om me nog eens vijf jaar lang in te zetten voor onderwerpen waarop ik
geen verbetering zie. Bovendien zegt niemand nu tegen me: nou, jij
zwaait geen dag te vroeg af. Een Duitse Europarlementariër van de CDU
zit vanaf 1980 in het Europarlement, en wordt nu waarschijnlijk niet
opnieuw voorgedragen. Hij is daar heel kwaad en verdrietig over. Een
dergelijk lot moet je jezelf besparen.”
Is een doorbraak zoals je met je Hongarije-rapport voor elkaar hebt gekregen, niet denkbaar op migratie?
Sargentini: “Absoluut niet. Grondrechten van Europeanen, waar het
Hongarije-onderzoek over ging, gaan de meeste Europarlementariërs meer
aan het hart dan rechten van vreemdelingen. De verontwaardiging over het
feit dat de mensenrechten in landen als Polen en Hongarije onder druk
staan, is veel groter dan die over het lot van vluchtelingen, ook bij
premiers en ministers van Binnenlandse Zaken. Waarschijnlijk omdat Polen
en Hongaren meer voelen als ‘onze’ mensen, , hoewel dat ook wel eens
vergeten wordt. Soms hoor ik suggesties als: dan stappen Polen en
Hongarije toch uit de EU, en gaan we door met landen die zich wél aan de
Europese waarden willen houden? Dat zou dus betekenen dat je tegen de
Polen en Hongaren zegt: zoek het maar uit met je verschrikkelijke
regering, onze zorg is het niet. Maar in het algemeen voelen ze meer als
‘eigen’ dan vluchtelingen.”
Wanneer begon het sentiment in de EU ten aanzien van vluchtelingen en migranten te verslechteren?
Sargentini: “In 2010 brak de Arabische lente uit en het antwoord van de
Europese Unie op de komst van veel Tunesische jonge mannen naar Italië
was: dichtgooien die grenzen. We zagen mensen die zich bevrijdden van
langdurige dictaturen in Egypte, Tunesië en Libië, en het enige waar wij
nog over konden praten was: hoe houden we die migranten buiten? Ik was
totaal verbijsterd door deze reactie. En nog schokkender vond ik dat
Europa die dictaturen in Noord-Afrika nota bene altijd de hand boven het
hoofd heeft gehouden. Mubarak en Ben Ali konden rekenen op de steun van
Frankrijk, Khadaffi had dealtjes met Italië. Ik was geschokt over de
hypocrisie hiervan. Nadat in Egypte bij de eerste vrije verkiezingen
Morsi werd gekozen – een Moslimbroeder, uiteraard niet mijn vriend –
werd deze al snel door middel van een coup afgezet. En de meeste
Europese regeringsleiders vonden dat prima en hielpen vervolgens
president Sisi in het zadel: een Mubarak 2.0.”
Tineke, wat dacht jij toen je de uitspraak van Judith in Trouw las?
Strik (lacht): “Even dacht ik wel: waarom zou iemand nu nog gaan stemmen
voor het Europees Parlement? Maar ik snap Judith ook hoor. Ik zie ook
dat het met migratie de verkeerde kant op gaat. Eerst was nog het idee
om het migratiebeleid te europeaniseren en daarbij het
VN-vluchtelingenverdrag ruimhartig na te leven. Maar nu is het buiten de
deur houden van mensen de enige prioriteit. En ik snap dat Judith het
zat is om alleen maar bezig te zijn met het beperken van de schade voor
vluchtelingen. Tegelijkertijd moet dat ook gebeuren. Wel ben ik van
plan om net als Judith ook andere onderwerpen op te pakken, niet alléén
asiel en migratie.”
Sargentini: “Dat zou ik je ook zeker aanraden. Twee keer heb ik de wet
witwassen behandeld, twee keer samen met een Letse christendemocraat die
mijn co-rapporteur was. Toen hij in 2013 met mij werd opgezadeld, dacht
hij volgens mij even: o mijn god, wat moet ik met haar? Maar we hebben
elkaar leren kennen en heel goed samengewerkt. Deze week werd hij
benoemd tot premier van Letland, en wat presenteerde hij als zijn eerste
agendapunt: de bestrijding van witwassen!”
Strik: “Geweldig.”
Sargentini: “Dat is ook het ontzettend leuke aan het Europees Parlement:
al die mensen die daar aanspoelen, een tijdje blijven en dan weer
wegdrijven naar een andere interessante plek in Europa. Het is eigenlijk
een soort Erasmus-uitwisselingsprogramma, maar dan voor politici.
Eurosceptici komen binnen en verlaten het parlement een stuk minder
sceptisch. En je leert zoveel mensen kennen die je daarna nog eens kunt
bellen, omdat je ooit met ze hebt samengewerkt.”
Tineke, jij hebt in de Raad van Europa meerderheden achter
rapporten over migratie kunnen krijgen. Waardoor lukte het daar beter om
resultaten te boeken op migratie?
Tineke: “Het is makkelijker om in de Parlementaire Assemblee van de Raad
van Europa voor een rapport te stemmen dan binnen het Europees
Parlement. Omdat er geen wetgeving uit voortvloeit is het
vrijblijvender, het komt er vooral op aan wat landen er vervolgens mee
doen in hun eigen parlement.
Een belangrijk rapport van mijn hand ging over een boot met 73
vluchtelingen uit Libië die twee weken op de Middellandse Zee heeft
rondgedobberd. Schepen van lidstaten kwamen langs maar vertrokken weer.
Van die groep zijn 62 mensen omgekomen van de honger en dorst, de rest
werd totaal uitgeput teruggedreven naar de Libische kust en moest
maandenlang herstellen. Ik heb toen onderzocht hoe het kwam dat geen
enkel land die mensen oppikte. Conclusie was dat daar een groot
eigenbelang bij zat: zodra je mensen redt van zee, ben je ook
verantwoordelijk voor ze. En daar wilden lidstaten zich niet aan
branden. Ik heb toen bij het Europees Parlement gepleit voor een
Europees pact waarin die verantwoordelijkheid voor vluchtelingen op zee
gezamenlijk werd geregeld, maar daar is toen niets mee gedaan. Vijf jaar
en veel verdronken migranten later reageerde de Raad vooral met
Europese maatregelen die erop zijn gericht te voorkomen dat mensen naar
Europa zouden komen. Met nauwelijks aandacht voor de
verantwoordelijkheid die ook de EU zelf moet nemen. Dat was een enorme
gemiste kans voor de EU.”
Sargentini: “Die beslissing was puur politiek, want de Europese
Commissie, die die wetgeving uitvaardigt, bestaat voornamelijk uit
christendemocratische commissarissen die niet de politieke wil hebben
om zich voor een humaner beleid in te zetten en zich daarin ook zeker
niet gesteund voelden door de lidstaten. En laten we ook het Europees
Parlement, dat bij de Commissie kan aandringen op wetgeving, vooral niet
als progressieve kracht zien. De meerderheid is rechts, op dit moment.
Eén van mijn laatste acties, dat niet onder de categorie van ‘erger
voorkomen’ valt, wordt overigens het amenderen van de
Terugkeerrichtlijn voor vluchtelingen, waarover ik rapporteur ben. Daar
maak je geen vrienden mee, maar ik durf het wel aan – beter ik dan dat
een extreemrechtse parlementariër zich dit toe-eigent. De Commissie
heeft een voorstel gedaan dat rammelt aan alle kanten. Vluchtelingen
hebben in dit voorstel nauwelijks nog tijd om in beroep te gaan; ze
hebben hun aanvraag voor een verblijfsvergunning nog niet ingediend of
ze moeten alweer actief meewerken aan hun terugkeer; als een
vluchteling niet zijn best heeft gedaan om een paspoort te krijgen in
het land waaruit hij gevlucht is, mag hij gevangen worden gezet;
enzovoorts. Het is mesjogge.”
Hoe moet die Terugkeerrichtlijn er volgens jou uitzien?
Sargentini: “Ik wil laten zien dat terugkeer bij asiel en migratie
hoort, maar dat dit wel op een menswaardige manier moet gebeuren. Daarom
zet ik in op vrijwillige terugkeer van afgewezen asielzoekers en
vreemdelingen zonder papieren.”
Strik: “Nederland heeft aangedrongen op die terugkeerrichtlijn en wil juist meer gronden voor detentie van vluchtelingen.”
Sargentini: “Die haal ik er allemaal uit.”
Strik: “Heel goed.”
Sargentini: “Er is geen enkel bewijs voor de veronderstelling dat mensen
vanuit detentie makkelijker uit te zetten zijn. Als je mensen na twee
of drie maanden nog steeds niet hebt kunnen uitzetten, kun je vergeten
dat ze ooit nog vanuit gevangenschap weggaan. Vrijwillige terugkeer is
zeker niet vrijblijvend, daarna volgt gedwongen terugkeer. Maar op
vrijwillige terugkeer is veel meer kans als vluchtelingen in hun land
van herkomst een re-integratietraject krijgen aangeboden zodat ze echt
een nieuw leven kunnen opbouwen. Vreemdelingendetentie klinkt heel
logisch: je kunt mensen niet uitzetten als je niet weet waar ze zijn,
dus zet je ze gevangen, dan weet je waar ze zijn. Bovendien schrikt het
vluchtelingen af. Maar terugkeer moet het eindproces zijn van een
evenwichtig asiel- en migratiebeleid, inclusief legale toegang voor
arbeidsmigranten. Van dat evenwichtige beleid is nu geen sprake. En dan
zouden we ineens terugkeer moeten afdwingen? Voorop staat natuurlijk dat
mensen die niets strafbaars hebben gedaan, niet moeten worden
opgesloten. Maar daarnaast is het vrijwel onmogelijk iemand uit te
zetten als hij of zij echt niet meewerkt.”
Strik: “Die focus op het tegenhouden van vluchtelingen leidt er
weliswaar toe dat zij niet in Europa zijn, maar wel ergens anders – in
transitlanden zoals Niger waar migranten in een uitzichtloze situatie
leven. Een van mijn rapporten voor de Raad van Europa ging over
migratiedeals en de gevolgen hiervan. Wat er door toedoen van ons
migratiebeleid met mensen gebeurt, is ook onze verantwoordelijkheid.”
Sargentini: “Voor de korte termijn klinkt het misschien als een mooie
oplossing dat mensen niet naar Europa komen, maar wat zijn de gevolgen
over vijftien jaar als mensen zonder uitzicht op een toekomst in
transitlanden bivakkeren?”
Strik: “Uiteindelijk krijg je de gevolgen weer op je brood. Daarnaast
vraag ik me wat we nou waard zijn als EU als we onze fundamentele
waarden zomaar verpatsen. Hoe kunnen wij Hongarije ervan beschuldigen de
rechtsstatelijke beginselen te schenden als wij dat zelf ook doen?”
Sargentini: “Die analyse deel ik. Maar wil ik meerderheden kunnen
organiseren in het Europees Parlement, dan moet ik vooral laten zien dat
migratiedeals gericht op het tegenhouden van vluchtelingen, averechts
werken. In ruil voor financiële steun houden transitlanden nu
vluchtelingen tegen. Er is niets op tegen om de economie van Niger of
Senegal op te poetsen. Armoedebestrijding is het doel van
ontwikkelingssamenwerking, maar denk niet dat economische groei tot
minder migratie leidt: hoe beter het gaat met een land, hoe méér mensen
kunnen migreren.”
Judith, jij sprak net al over arbeidsmigratie als onderdeel
van het migratiebeleid. GroenLinks wil arbeidsmigratie bevorderen, maar
hoe regelen we dat zodanig dat we aansluiten bij de noden op de Europese
arbeidsmarkt?
Sargentini: “Arbeidsmigratie moet per definitie aansluiten op de noden
op de Europese arbeidsmarkt. Anders is het geen arbeidsmigratie.”
Strik: “De polarisatie in het migratiedebat belemmert de discussie over
het feit dat we nu eenmaal meer mensen nodig hebben op de Europese
arbeidsmarkt. Door het gesprek daarover uit de weg te gaan, stellen we
onze economische toekomst in de waagschaal.”
Sargentini: “Een deel van de huidige vluchtelingenproblematiek wordt
veroorzaakt door het feit dat we geen arbeidsmigratiebeleid hebben. Voor
mensen die graag een kans zouden willen krijgen om in Europa te werken
is er alleen de asielroute. Zolang we dit niet onder ogen willen zien,
blijft het migratiedebat vastlopen op stellingen als ‘de mensen op
vluchtelingenboten zijn gelukszoekers en geen echte vluchtelingen’.
Juist doordat we geen andere toegangscriteria hebben georganiseerd, is
het ondoenlijk om een onderscheid te maken tussen de verschillende
mensen die naar Europa komen.
In Hongarije gingen mensen vorig jaar massaal de straat op uit protest
tegen de ‘slavenwet’. Volgens die wet mogen werkgevers van werknemers
verlangen dat zij 400 uur per jaar overwerken, om daar pas jaren later
voor betaald te krijgen. Die wet is er gekomen omdat er een enorm tekort
is aan arbeidskrachten. Hongaren trekken weg, niemand uit andere
Europese landen wil in Hongarije werken, en Hongarije laat geen
migranten toe.”
Hoeveel mensen moeten we dan toelaten? En hoe bepalen we dat aantal?
Sargentini: “We moeten niet in quota denken, maar in contracten met
werkgevers. Als je een contract hebt bij een werkgever in de EU, mag je
hier komen, of de EU kan mensen helpen een contract te krijgen.”
Strik: “Dat kunnen we allemaal regelen voordat mensen naar de EU komen.
De vraag is of we dit voor de EU als geheel moeten regelen of per land.
Lidstaten vinden het ook prettig om zelf controle te hebben over
migratie.”
Sargentini: “Nu mogen werkgevers in de EU mensen buiten de EU werven als
niemand in de gehele EU de betreffende vacature kan vervullen. Dat is
natuurlijk een onmogelijke eis. Arbeidsmigratie mag nooit een manier
worden om mensen binnen de EU eerder af te schrijven, maar het mag wel
iets makkelijker worden voor een werkgever om te laten zien dat hij echt
geprobeerd heeft EU-werknemers te vinden.”
Wat is er nodig om het huidige sentiment op het gebied van migratie te keren?
Sargentini: “Lef bij de middenpartijen. Radicaal rechts krijgt momenteel
zo veel voor elkaar omdat de centrumdemocraten geen tegengas durven
geven. Als staatssecretaris Harbers, nadat Nederland zes vluchtelingen
van Malta heeft overgenomen, zegt dat bootvluchtelingen in de toekomst
veel langer zullen ronddobberen omdat Nederland niet meer mee gaat
helpen, zijn we een heel eind van huis.”
Strik: “Ik zie toch wel een lichtpuntje, namelijk arbeidsmigratie – hoe
gek het ook klinkt. Door de vergrijzing hebben we nu eenmaal meer mensen
nodig. Door de terughoudendheid van regeringen krijgen bedrijven nu
geen kans om buiten de EU hun vacatures te vervullen. Europa ontkomt er
op een gegeven moment niet aan dit onder ogen te zien. Landen als Zweden
en Duitsland lopen daar nu in voorop.”
Judith, heb je nog een gouden tip voor Tineke wanneer ze straks in het Europees Parlement zit?
Strik: “Ja, kom op Judith!”
Sargentini: “Probeer de coördinator van je fractie te worden binnen een
commissie. Je bent het meest effectief als parlementariër wanneer je
zaken kunt agenderen en namens anderen kunt onderhandelen. En zet vanaf
dag één de telefoonnummers van al je collega-parlementariërs in je
telefoon. Veel zaken kunnen door je medewerkers worden afgehandeld, maar
voor die ene kwestie die nú meteen moet worden opgepakt, moet je andere
parlementariërs even kunnen appen. Ik heb dat pas laat ontdekt, want ik
was niet zo van al dat telefoonverkeer. Maar zonder die contacten had
ik het Hongarije-rapport niet voor elkaar gekregen. Daarvoor heb ik
werkelijk ieder denkbaar contact aangeboord. Dat ging zo van: “Weet je
nog, wij waren destijds samen op reis in Tsjaad… mag ik eens komen
praten over Hongarije?”
CV Judith Sargentini
Geboren
13 maart 1974 in Amsterdam Opleiding
Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam Werk
Diverse functies bij NGO’s, oa , lobbyist bij het Nederlands Instituut
voor Zuidelijk Afrika (NiZA) en Africaconsultant bij de Europese
alliantie van ontwikkelingssamenwerkingsorganisties Eurostep. Van 2002
tot 2009 raadslid en daarna fractievoorzitter voor GroenLinks in
Amsterdam. Sinds 2009 lid van het Europees Parlement.
CV Tineke Strik
Geboren
28 september 1961 in Alphen (Gld) Opleiding
Sociaal-cultureel werk bij de Sociale Academie in Eindhoven en
internationaal publiek recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen
(destijds Katholieke Universiteit Nijmegen). In 2011 promoveerde zij aan
deze zelfde universiteit op een proefschrift over de totstandkoming en
de nationale effecten van Europees asiel- en migratiebeleid. Werk
Oa Tweede Kamerfractie GroenLinks en het Ministerie van Justitie. Van
2002 tot 2006 wethouder in Wageningen. Sinds 2007 lid van Eerste Kamer
voor GroenLinks en woordvoerster Justitie, Asiel en Migratie, Europese
Zaken en Buitenlandse Zaken. Daarnaast universitair hoofddocent
migratierecht aan de Radboud Universiteit. Strik is de nummer 2 op de
kandidatenlijst voor de verkiezingen van het Europees Parlement op 23
mei.
Judith Sargentini en Kati Piri zijn beiden lid van het Europees Parlement. Piri is al jaren een kritische volger van Turkije. Als rapporteur bezoekt ze regelmatig, onder goede beveiliging, het land. Sargentini rapporteerde over de ontluisterende staat van de democratie in Hongarije en wordt sindsdien door het Oost-Europese land gezien als een ‘staatsvijand’. De twee Europarlementariërs vertellen over hun werk en wat ze in Europa hebben bereikt.
“Ik ga niet naar Hongarije, want ik voel me niet veilig”, vertelt Judith Sargentini