Pakt de EU met het huidige beleid de grondoorzaken van migratie daadwerkelijk aan? In haar eerste blog voor Movement houdt Europarlementariër Judith Sargentini ons met een kritische blik op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van migratiebeleid.
In november 2017 was ik voor de EU-Afrika top in Abidjan, de
hoofdstad van Ivoorkust. Een top als deze, met regeringsleiders van
beide continenten, herijkt de relatie voor de komende jaren. Afrikaanse
en Europese regeringsleiders bespreken tijdens deze top de samenwerking
tussen de Afrikaanse Unie en de Europese Unie. Officieel was het thema:
investeren in de jeugd en een toekomstperspectief bieden voor jongeren.
Maar waar het echt om draaide was migratie, het onderwerp dat de relatie
tussen de EU en Afrika de laatste jaren beheerst.
Europese regeringsleiders kwamen eigenlijk vooral praten over het
tegenhouden van migranten, de Afrikaanse regeringsleiders over de
ontwikkeling van hun landen. Die twee belangen lijken te botsen, maar
zijn wel met elkaar te verenigen: jonge vrouwen en mannen die erop
vertrouwen dat ze in eigen land een toekomst kunnen opbouwen, zijn
minder geneigd te vertrekken. Maar hoe kun je een leven opbouwen als je
niet naar school kan? Als je nooit weet of je morgen ergens geld kunt
verdienen? Wanneer je geen gezin durft te stichten omdat je het niet
kunt onderhouden? Als je wel een opleiding hebt, maar geen
steekpenningen om aan een baan te komen? Kansenarmoede is een van de
oorzaken van migratie. En root causes of migration is nou net het nieuwe buzzword in
het Europese migratiebeleid. Het aanpakken van de grondoorzaken dus.
Behalve over armoede en ongelijkheid, hebben we het dan over conflicten,
corruptie en falende rechtsstaten die mensen dwingen hun heil elders te
zoeken.
Terwijl de Europese en Afrikaanse leiders op de AU-EU top druk
onderhandelden hoe ze de korte- en langetermijnbelangen met elkaar in
overeenstemming konden brengen, landde een vliegtuig op Abidjan
International. Het was de allereerste chartervlucht van de
Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), vol met Ivorianen die
uit de vreemdelingengevangenissen van Libië kwamen. Op hen wachtten geen
diplomatieke konvooien en prettige hotellobby’s. Vaak wachtte er
helemaal niemand op hen. De eerste week na hun aankomst in Ivoorkust
worden ze opgevangen door de IOM, daarna moeten ze het zelf zien te
rooien. Deze re-integratie van de Ivorianen wordt gefinancierd door het
Noodfonds voor Afrika van de EU.
De berichten over geweld en mishandeling in detentiekampen en mensen die als slaaf worden verhandeld in Libië hebben uitgebreid in de kranten gestaan. Deze mensen hadden dat meegemaakt. Een paar dagen na hun terugkomst sprak ik een aantal van hen. Ze waren er slecht aan toe, opgelucht – natuurlijk – dat ze veilig waren, maar ook verslagen omdat ze terug bij af zijn. Een jonge vrouw vertelt dat ze met haar peutertje een half jaar in detentie heeft gezeten in Libië. Haar man heeft eerder de oversteek naar Italië gemaakt en wacht daar op hen. Ze is uitgeput en weet niet hoe het nu verder moet.
Tussen de terugkeerders zaten ook jonge mensen met een academische
opleiding die een tijd in Tunesië hadden gewerkt. In Europa leeft nog
wel eens het beeld dat elke dag genoeg te eten en een plek om te slapen
voldoende is om migratie te stoppen, maar de stedelijke jeugd in Afrika
volgt het nieuws en weet wat er in de wereld te koop is. Zij hebben
dezelfde toekomstdromen als wij: over persoonlijke ontwikkeling, een
beetje comfort en een perspectief. Om dat te bereiken zijn ze bereid
door de hel te gaan.
Lidstaten en de Europese Unie verscherpen ondertussen de
grensbewaking en noemen een gat in de grens een grondoorzaak van
migratie. En dus trainen we de Libische kustwacht en douaniers in landen
als Tsjaad en Niger om migranten tegen te houden. Alleen: daarmee zorg
je misschien dat mensen niet in Europa aankomen, maar niet dat ze niet
vertrekken.
Het echt aanpakken van de grondoorzaken van migratie vergt naast
ontwikkelingsbeleid ook aanpassingen in ons Europees beleid, en het
levert niet van vandaag op morgen resultaat. Je hebt niet zomaar een
functionerende rechtsstaat opgetuigd en je bevolking zoveel vertrouwen
in de toekomst gegeven, dat ze de vaak ingesleten migratiegewoonten
opgeven.
Afrikaanse en Europese leiders staan voor de taak deze jonge
Afrikanen kansen te bieden. En dat vergt daadwerkelijke duurzame
ontwikkeling. Duurzaam is het volgens mij alleen als een samenleving
eerlijker wordt, minder corrupt en veerkrachtiger. Wanneer die gelijke
rechten voor mannen en vrouwen biedt en gelijke kansen voor burgers, ook
zonder kruiwagen of steekpenning. Duurzame ontwikkeling vereist ook dat
noord en zuid gelijke kansen krijgen: door eerlijkere handels- en
investeringsverdragen, door te stoppen met foute belastingconstructies,
door Europese bedrijven verantwoordelijk te houden voor misstanden in de
productieketen, óók als die buiten de EU plaatsvinden. Op deze gebieden
is nog veel werk te verzetten, maar daarover later meer. Als we dat
allemaal zouden doen, en we houden dictators en corrupte regimes niet de
hand boven het hoofd, nemen de toekomstkansen in Afrikaanse landen echt
toe.
Opinie in Trouw, Judith Sargentini, 29 november 2017. Geld voor ontwikkeling lijkt vooral te gaan naar grensbewaking in plaats van armoedebestrijding. Laten we het anders doen, zegt Judith Sargentini, Europarlementariër voor GroenLinks.
Een Afrikaans meisje op een schommel in een detentiecentrum in de Libische hoofdstad Tripoli. Beeld AFP
Deze
week komen Europese en Afrikaanse regeringsleiders bijeen in Abidjan,
Ivoorkust, om te praten over de relatie tussen beide continenten. Afrika
hoopt op echte hulp om de eigen economie in de vaart der volkeren mee
te krijgen, Europa hoopt migratie tegen te kunnen gaan. Het toverwoord:
de aanpak van ‘root causes of migration’, de redenen waarom mensen
vluchten. Een nobel streven, maar het lijkt erop dat we geld voor
ontwikkeling vooral steken in grensbewaking in plaats van
armoedebestrijding.
De
cijfers over 2016 laten zien dat er minder ontwikkelingsbudget gaat
naar landen in Afrika bezuiden de Sahara en de minst ontwikkelde landen.
Zo heeft ook Nederland in het nieuwe regeerakkoord ‘Vertrouwen in de
toekomst’ de verhoging van het ontwikkelingsbudget ingezet voor meer
opvang van vluchtelingen ‘in de regio’ en aanvullende projecten in
Libanon, Jordanië en Irak.
Op
bezoek in Dankuku, Gambia, viel het me op dat er nauwelijks jongens en
mannen waren. Ik vroeg aan de wel aanwezige vrouwen wie er familie in
Europa had. Zeven van de acht vrouwen staken haar hand op. Een van hen
vertelde dat haar oudste zoon zojuist in Libië was aangekomen. Taking
the back way, de achterdeur nemen, noemen ze dat. Omdat werk ontbreekt
voor jongens en mannen is migreren een middel om aan een uitzichtloze
situatie te ontsnappen. Blijven is voor losers. Om die mentaliteit te
veranderen heeft Gambia banen nodig.
Grensbewaking
Het
Afrika-noodfonds kan daarbij helpen. Het werd eind 2015 opgezet om
grondoorzaken van migratie aan te pakken en bijna volledig gefinancierd
uit de begroting ontwikkelingssamenwerking: geld bedoeld voor
armoedebestrijding. Een deel van de projecten is gericht op
migratiemanagement, lees: grensbewaking.
Je
kunt je afvragen of het trainen en uitrusten van grenswachten de
redenen dat mensen huis en haard verlaten wegneemt. Een hek houdt
migranten en vluchtelingen niet tegen, maar is een reden voor
mensensmokkelaars om meer geld te vragen voor andere, vaak gevaarlijkere
routes. We horen steeds meer berichten over groepjes mannen en vrouwen,
die in de woestijn van Niger worden achtergelaten omdat de smokkelaar
onraad ruikt.
In
Libië traint de EU, met geld uit het Afrika-noodfonds, de kustwacht. Ik
was onlangs in die regio op bezoek. De Libische kustwacht haalt mensen
van boten en uit zee. Dat gaat niet zachtzinnig, zo vertelde een kolonel
van die kustwacht, die bij hoge uitzondering bereid was ons te woord te
staan. Schieten in de lucht en slaan met tuinslangen zijn methodes die
gebruikt worden om mensen ‘rustig’ te houden. Kapiteins die zich daar
schuldig aan maken worden gestraft, maar het toont aan van hoe ver de
kustwacht komt. Ze hebben, diplomatiek gezegd, een ander idee van crowd
control dan wij.
Natuurlijk
moet Libië de mensen redden in zijn eigen wateren, maar Europa heeft
een ander belang. Een drenkeling die gered wordt door een schip dat
vaart onder Europese vlag mag niet teruggebracht worden naar de Libische
kust, onze wetten verbieden het hem terug te sturen naar een onveilige
plek. Schepen onder Libische vlag vallen onder de Libische wet en dan
mag het wel. Het gevolg? Op de kade in Tripoli staat de Department for
Combating Illegal Migration, de Libische IND, COA en
vreemdelingenpolitie ineen. Die brengt je naar een
vreemdelingengevangenis. Het is er onbeschrijflijk smerig, vrouwen
worden verkracht, mensen sterven zelfs van de honger, maar in Europa
neemt volgens de statistieken de migratie af.
Hebben
we daarmee werkelijk wat gedaan aan de grondoorzaken van migratie? Nee,
natuurlijk niet. Met projecten zoals het versterken van de Libische
kustwacht of het aanleggen van biometrische systemen voor een
bevolkingsregister en grensbewaking in de Sahel , maak je migratie
moeilijker, maar doe je niets aan het bestrijden van jeugdwerkloosheid.
Anderhalf
jaar na de oprichting van het noodfonds is het zaak dat de balans niet
doorslaat naar het inzetten van ontwikkelingsgeld voor de eenzijdige
migratie-prioriteiten van de EU. We dreigen anders steeds verder af te
dwalen van het aanpakken van de oorzaken van migratie: armoede,
ongelijkheid, jeugdwerkloosheid, slecht bestuur, droogte enzovoort.
Migratie
is van alle tijden. Ontwikkelingsprojecten die zich richten op het
aanpakken van de oorzaken van migratie kunnen nooit het enige middel
zijn om migratie te reguleren. Als we mensensmokkel en irreguliere
migratie willen tegengaan, dan zullen we ook moeten inzetten op legale
alternatieven voor de gevaarlijke reis naar Europa. Een ruimhartig
hervestigingsbeleid voor vluchtelingen is hier een onderdeel van. Maar
ook studentenvisa en het opvangen van tekorten op de Europese
arbeidsmarkt.
De
EU erkent dit ook. Plannen voor legale migratie en mobiliteit zijn
genoemd als een van de prioriteiten van het Afrika-noodfonds, maar
vooralsnog niet uitgewerkt. De politieke wil voor legale migratie lijkt
te ontbreken.
Gelijkwaardig
Het
kan anders. Laat migratie en ontwikkeling hand in hand gaan door van je
partnerlanden een gelijkwaardige partner te maken: we helpen met het
opbouwen van echte democratieën, eerlijke handel wordt de norm, we
investeren grootschalig in Afrikaanse bedrijven die hun jongeren werk
geven, we zijn scheutiger met legale toegang tot onze arbeidsmarkt,
studenten en ondernemers krijgen visa voor Europa als ze die nodig
hebben, en wij besteden onze ontwikkelingsfondsen aan die mensen die het
het hardst nodig hebben. Uiteraard zijn deals met dictators uit den
boze.
Als
we in Abidjan laten zien dat we niet uit zijn op snel en eenzijdig
gewin, wordt het terugsturen van die mensen die niet in Europa mogen
blijven, ook haalbaar, maar verwacht geen wonderen op de korte termijn.
Zo krijgen we echt grip op de ‘root causes of migration’ en kan een
volgende vluchtelingencrisis worden voorkomen.
Sargentini in “De invloed van de Europese Unie op het strafrecht” – Landelijke Strafrechtsdag 2016. door P.A.M. Verrest, S. Struijk, Boom Juridis h
Deze bundel bevat lezingen en andere bijdragen aan de Landelijke Strafrechtsdag 2016, die op 27 mei 2016 werd georganiseerd door de sectie strafrecht van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Deze Landelijke Strafrechtsdag was geheel gewijd aan ‘De invloed van de Europese Unie op ons strafrecht’. Nederland was op het moment van de Landelijke Strafrechtsdag voor een halfjaar voorzitter van de Europese Unie. Dat leek de organisatie een goede reden om stil te staan bij de Europese invloed op ons strafrecht, strafprocesrecht en onze strafrechtelijke samenwerking met andere lidstaten. Welke vraagstukken spelen er in de Europese Unie? Waarover wordt in Brussel onderhandeld? Welke gevolgen hebben nieuwe EU-instrumenten voor ons recht? Voor welke onderwerpen zou Nederland zelf in Brussel aandacht moeten vragen?
Het
hangt samen met haar Amsterdams-katholieke achtergrond dat
Europarlementariër voor GroenLinks Judith Sargentini graag voor
pragmatische oplossingen kiest. Ze staat bekend als een vrouw met een
stevige mening, maar die is, zeker wat betreft religie, niet gebaseerd
op rechtlijnige principes. Emancipatie is het sleutelwoord.
Wat heb je van huis uit meegekregen als het gaat om levensbeschouwing of religie?
Ik heet niet voor niets Sargentini; mijn vader heeft Italiaanse
voorouders, al is dat lang geleden. De ouders van mijn moeder kwamen uit
Beverwijk, een katholieke enclave in Noord-Holland. Ik ben wat je
noemt, ‘Amsterdams katholiek’ opgevoed. Dat houdt in dat we niet naar de
kerk gingen en er verder ook weinig aan deden. Toen ik geboren werd,
ging mijn vader mij aangeven bij de burgerlijke stand. De ambtenaar zei:
jullie zijn beide katholiek, zie ik. Zal ik uw dochter als katholiek
inschrijven? Mijn vader zei: Nou, nee bespaart u mij dat! Mijn ouders
hebben zich vervolgens beide uit de kerk laten uitschrijven. Maar in de
vakanties gingen we wel kerk-in en kerk-uit. We hadden ook een
kerststalletje, dus er zat nog wel een laagje katholieke cultuur
overheen.
Mijn vader is onderwijzer en geheelonthouder. Ik zou hem een humanist
noemen, al doet hij dat zelf niet. We waren als gezin lid van het Nivon,
de vereniging van natuurvrienden. Daarbij gaat het niet alleen om
liefde voor de natuur, maar ook om de zorg voor elkaar en een bepaalde
ondernemende geest. Mijn ouders hebben altijd veel vrijwilligerswerk
gedaan, dus links-socialistische waarden heb ik ook wel meegenomen.
Heeft je achtergrond consequenties als het gaat om je opstelling in politieke kwesties rondom religie?
Ik denk dat het er bij mij voor gezorgd heeft dat ik graag naar
pragmatische oplossingen kijk. In de gemeenteraad in Amsterdam ging het
eens over schoolzwemmen. Een aantal islamitische scholen wilden graag
dat hun jongens en meisjes gescheiden zouden zwemmen. Dat is duurder en
dat was een punt, maar er waren ook collega’s die principieel tegen
gescheiden schoolzwemmen waren. Dat werd op het scherpst van de snede
uitgevochten, terwijl ik dacht: ‘waar gaat dit om?’ We willen dat
kinderen niet verzuipen. Ze moeten dus leren zwemmen. Dat is misschien
wel vrijzinnig Amsterdams katholiek: laten we het een beetje plooien
jongens. Wat heb je er aan als je uit naam van de emancipatie een
principieel debat voert en tegelijkertijd de meiden de kans ontneemt om
te leren zwemmen? Die verdrinken dan in de zomer in de Sloterplas.
Laten we nog even stilstaan bij het onderwijs. Steeds weer speelt
in het debat de spanning tussen de vrijheid van onderwijs, de vrijheid
van religie en het ideaal van emancipatie en gelijke kansen.
Ik ben heel erg strikt met openbaar onderwijs opgevoed. Ik heb geen
moeite met bijzondere scholen wanneer die naast openbaar geld niet ook
nog kerkelijk geld ontvangen. Als je het financieel gelijk trekt en
ervoor zorgt dat het curriculum ook op orde is, vind ik het prima. Maar
je moet ook zeggen: gelijke monniken gelijke kappen. Want katholieke en
protestantse scholen werden als de normaalste zaak van de wereld gezien,
en daarnaast waren ook Jenaplanscholen, vrije scholen enzovoort
geaccepteerd. Zelf heb ik op de openbare montessori school gezeten. Maar
toen moslims ontdekten dat ze ook eigen scholen konden oprichten, was
de boot aan. Dat vind ik onterecht, al word ik niet blij van een
islamitische school met veel te jonge meisjes die al een hoofddoekje
dragen.
We hebben relletjes gehad over meisjes in nikaab die de pabo deden en
stage wilden lopen in de kinderopvang. Dat hoort bij de opleiding. Maar
ik denk dat de kans vrij klein is dat je de pabo doorloopt en dan zelf
een eigen klas gaat runnen in nikaab. Als je eenmaal zover bent dat je
voor de klas gaat staan, denk ik dat je in je eigen leven ook een
volgende stap hebt gemaakt en dus geen nikaab of boerka meer zal dragen.
Dat is dan mijn westerse interpretatie van emancipatie, maar ik denk
het toch. Een goede onderwijzer heeft een redelijke flexibele geest,
want die moet met veel kinderen met diverse achtergronden omgaan. En de
pabo is toch een emancipatoire opleiding: hij is goed toegankelijk voor
jongeren uit de lagere klassen. Mijn vader is ook als arbeidersjongen
naar de kweekschool gegaan. Dat was een emancipatieslag. Daarom denk ik
dat we zeker meer hoofddoeken gaan krijgen op scholen, zeker op de
openbare. En dan denk ik dat die hoofddoek steeds frivoler wordt.
Hoever mag de inmenging van de staat in het onderwijs gaan? Er is
een openbaar belang, maar we zeggen ook: je moet je als overheid zo min
mogelijk met de opvoeding bemoeien. Dat is het domein van de ouders.
Dat is de Nederlandse insteek. In Frankrijk denken ze daar misschien wel
anders over. In Nederland is na de schoolstrijd in de 19e en 20e eeuw
en na de emancipatie een precair evenwicht ontstaan. Artikel 23 is daar
het resultaat van. Ik vind dat wel mooi, want je kunt gewoon niet altijd
heldere, principiële keuzes maken. Polderen en soms ook pappen en nat
houden. Ook daar heb ik wellicht het laissez-faire katholicisme van mijn
ouders overgenomen. Levensbeschouwing en religie spelen nu eenmaal een
rol, dus dat kun je beter in goede banen leiden. Maar ik denk dat de
wens van ouders om hun kinderen op een zeer geprononceerde religieuze
school te doen, uitsterft.
Ik hoor in jouw visie op emancipatie de traditioneel linkse
secularisatie these doorklinken: religie sterft uiteindelijk uit dankzij
modernisering. Klopt dat?
Ja, dat denk ik wel. Religie hoeft van mij niet uit te sterven, als het
een vorm krijgt die in onze samenleving past. Een bijvoorbeeld daarvan
vind ik de protestantse diaconie in Amsterdam en het Wereldhuis. Zij
vangen mensen zonder papieren en daklozen op, overigens vlak naast de
chique Hermitage. Vrouwen hebben daar een belangrijke positie, ook in
het pastoraat, en homo’s krijgen een plek. Er is een uitstraling van
leven en laten leven. Ik denk dat bij een voortgaande emancipatie steeds
meer mensen zo’n vorm van religie vinden. Prima als er nog mensen zijn
die dat anders willen en doen, zolang ze mij dan ook maar mijn leven
laten leiden.
Tijd voor een definitie. Wat versta je onder religie?
Het is een hoger idee over een groter goed – waarvan ik denk dat het er
niet is – waar je inspiratie uit haalt voor je levensroute. Maar ik zou
het makkelijk kunnen vervangen door humanisme of door een set van
afspraken die mensen onder elkaar gemaakt hebben om het samenleven in
banen te leiden.
Dan is religie voor jou dus vooral een idee, en niet zozeer een praktijk met rituelen en gewoontes?
Inderdaad. Die rituele kant heeft toch iets te maken met het zoeken naar
vastigheid in een samenleving waarin je je bedreigd voelt. Daarover heb
ik inderdaad de ouderwetse socialistische gedachte, dat die praktijk
voor veel mensen zal slijten naarmate ze er sociaaleconomisch beter
voorstaan. Individuele vormen van religie zie ik niet zo snel
uitsterven, maar wel de vormen die gebaseerd zijn op regels over wat je
wel of niet mag eten en of je iets op je hoofd moet dragen of niet. Ik
denk en ik wil ook dat die zullen vervlakken.
Zou je willen dat religie puur een innerlijke aangelegenheid wordt, zonder zichtbare uitingsvormen?
Jij stelt het heel scherp. Terwijl ik er ook geen moeite mee heb als
mensen met een keppeltje, een kruisje of een hoofdoek rondlopen. Ik
waardeer wel de moderne Iraanse vorm het meest, waarbij nog veel haar
zichtbaar is. Hoe minder je van een vrouw ziet, hoe storender ik het
vind. Maar ik vind niet dat je het moeten verbieden. Daarmee gaan de
gedachtes van die vrouw namelijk toch niet weg. Waar het me eigenlijk om
gaat is: hoe krijg je iemand uit de groepsdruk, zodat hij of zij zijn
eigen vrije keuzes kan maken.
Het gaat je uiteindelijk om de vrijheid van het individu.
Ja. Ik kom heel veel in Afrika en ik ken de ’ik ben omdat wij zijn’
gedachte natuurlijk. Toch kan ik daar niet helemaal in meegaan, want
voor degene die onderin de gemeenschap zit, pakt dat vaak niet goed uit.
Hoe kijk je naar het publieke debat over religie?
In Nederland zijn we gewend aan fundamentalistische christenen. We
vinden ze misschien gestoord, maar we zien ze als een ongevaarlijk soort
prehistorisch overblijfsel. Maar islamitische jongens met baarden zien
we wel als een probleem. Dus gaat het uiteindelijk toch om de islam. Dan
kunnen we opeens geen onderscheid meer maken tussen orthodox-religieus
of fundamentalistisch enerzijds en gevaarlijk en gewelddadig anderzijds.
Als we een jongen zien met een lange baard en een djellaba denken we
meteen: die zal dan ook wel op jihad gaan.
Sluit die ‘wij’ ook de groene partijen in?
De reacties in de groene groep in het Europese parlement op de aanslag
bij Charlie Hebdo in januari 2015 deden mij denken aan de reacties in
Nederland na de moord op Van Gogh in 2004. Ten eerste wilde men
extremisten keihard aanpakken en ten tweede op zoek gaan naar oorzaken.
Toen we sprekers zochten voor een conferentie over radicalisering,
kwamen mijn collega’s met ‘leuke lieve moslims’ die uitleggen dat hun
islam heus wel deugt. Dat stelde me enorm teleur. We hebben de
conferentie afgeblazen, want als wij het debat gaan versimpelen tot ‘er
zijn heus wel aardige moslims die heel frivool in hun religie staan’ –
in feite de overgrote meerderheid – dan doen we mee met het spel ‘islam
is gevaarlijk’.
Dat geldt voor het publieke debat als geheel: we reageren op
extremistisch geweld met een discussie over de Europese islam en over
hoofddoekjes. En daardoor zetten we mensen in een hoek. Dat vind ik erg
triest. De vraag zou moeten zijn: wat maakt dat mensen radicaliseren?
En dan gaat het om echt serieuze onderwerpen, zoals de relatie tussen
extremisme, armoede en ontwikkeling.
Vind je dat de groene partijen zich niet verder bezig moeten
houden met religie, behalve wanneer er sprake is van radicalisering en
extremisme? En moeten we ons dan voornamelijk richten op
sociaaleconomische aspecten?
Ja, maar we moeten religie wel accepteren als de motivatie van veel
mensen om het juiste te doen. Ik ben niet geïnteresseerd in het
rechtstreeks veranderen van religie, want dat gebeurt wel vanzelf of
niet, maar we moeten het wel over de uitwassen hebben. Zaken als
kruisbeelden in scholen of wel of geen moskeeën bouwen interesseren mij
niet zo. De overheid heeft natuurlijk in de openbare ruimte vele
manieren om een religie te helpen of tegen te werken. Wat mij betreft
houden we er rekening mee dat religie voor mensen van belang is om hun
leven in te richten.
Heb je, om een zinvol debat over radicalisering te voeren, niet meer kennis van religieuze achtergronden nodig? Zie je op dit terrein huiswerk voor de groene partijen? Mijn conclusie is dat een heleboel groene politici in het dagelijks leven toch in een zeer Europees- christelijke omgeving functioneren. Er zijn genoeg politici, ook groene, die christelijk zijn en dat ook in hun werk laten merken. Daar heeft niemand moeite mee. Maar het wachten is op de eerste moslima met een hoofdoek in het Europese Parlement. Wat dat betreft is een gemeenteraad van een grote stad een betere plek voor dit soort discussies, want daar heb je heel direct te maken met een interculturele context. Het is de vraag of het in zo’n omgeving als het Europese Parlement helpt om mensen bij te spijkeren over de fundamenten van de islam. Ik weet het niet. Zou het helpen om mensen bij te spijkeren over de christelijke tien geboden om te begrijpen waarom mensen naar een zwarte-kousen-kerk gaan? Van kennis van kerkgeschiedenis zie ik als historica natuurlijk wel het belang, maar toch is mij opgevallen dat extremisten vaak op elkaar lijken. Ik moet zelf ook altijd op een spiekbriefje kijken om de soennieten en de sjiieten uit elkaar te houden, maar toch kan ik best begrijpen waarom jonge mannen radicaliseren. Waar veel jonge mannen zijn, in slechte economische omstandigheden, zonder perspectief, gaat het fout. Misschien is het wel zo dat we wel denken dat we heel seculier zijn, maar dat we allemaal ons christelijke rugzakje mee sjouwen en eigenlijk gewoon geen feeling meer hebben met religie. Maar heb je dat wel, dan begrijp je misschien nog steeds niet waarom die jongens gaan vechten. Hoe we verder moeten met dit debat weet ik niet goed. In elk geval kunnen we op aanslagen als die in Parijs niet reageren met een debat over de Europese islam, al helemaal niet als dat in de praktijk een debat is over hoofddoeken. Dat is geen effectief middel om radicalisering tegen te gaan. Blijf in elk geval niet op je eigen eilandje zitten waar je precies weet wat recht is en wat krom.
Conversations with European Politicians and Activists
In
this publication, Green politicians from different European contexts
reflect on the way their own religious or secular values influence their
political attitude; the role of religion in the public forum; conflicts
between fundamental rights, such as the freedom of religion and the
principle of sexual and gender equality; the role of Islam in Europe and
the question whether religion is a source of inspiration or an obstacle
for Green politics.
Grondstoffen brengen in ontwikkelingslanden vaker ongelijkheid en conflict dan welvaart en vrede. Maar de schatten in de bodem laten is voor de meeste landen geen optie. Wat is nodig voor een eerlijke winning van de natuurlijke rijkdom?
Een klein land aan zee vindt voor de kust een enorme olievoorraad. Een oliebonanza ligt in het verschiet. Met in het achterhoofd de gedachte dat de inkomsten uit het zwarte goud maar van tijdelijke aard zijn, besluit de regering van het land om de oliebaten te beleggen in een fonds. Hieruit worden investeringen in een kenniseconomie betaald, zodat ook toekomstige generaties profiteren van de grondstoffenvondst. De inkomsten en uitgaven van de regering zijn openbaar beschikbaar en worden vastgesteld door het parlement. Zo zou het kunnen gaan.
In de strijd tegen belastingontwijking vindt GroenLinks de Nederlandse regering tegenover zich, schrijven Judith Sargentini en Jesse Klaver van GroenLinks. ‘In de Raad van Ministers pleit Minister Dijsselbloem actief voor geheimzinnigheid in plaats van voor transparantie.’
Beeld anp
Het
Nederlandse fiscale vestigingsklimaat en de geheimzinnigheid rondom
brievenbusfirma’s faciliteren ongewenste activiteiten zoals
belastingontwijking, maar ook ronduit criminele activiteiten zoals
belastingontduiking, corruptie en fraude. Het Europees Parlement heeft
deze week ingestemd met het voorstel van GroenLinks om een register van
uiteindelijke belanghebbenden in te stellen. Dit zou een einde kunnen
maken aan het schimmige systeem dat criminelen en belastingontwijkers in
staat stelt hun geld veilig te stellen. In de Raad van Ministers pleit
Minister Dijsselbloem echter actief tegen zo’n register; hij pleit voor
geheimzinnigheid in plaats van voor transparantie.
De
overeenkomst tussen belastingontwijking en -ontduiking, corruptie en
fraude is dat er veelal gebruik wordt gemaakt van ingewikkelde
bedrijfsstructuren en brievenbusfirma’s. Op die manier proberen
criminelen hun identiteit te verschuilen en de afkomst van hun geld te
verdoezelen.
Faciliteren De Nederlandse
regering faciliteert dit actief door het gunstige belastingklimaat en de
steun die zij biedt aan de consultancy- en belastingadviessector. Een
voorbeeld hiervan is het feit dat trustkantoren op de Nederlandse
ambassade in Oekraïne de rijken van dat land wegwijs mochten maken over
hoe ze gebruik kunnen maken van de belastingvoordelen die Nederland te
bieden heeft. Vragen van GroenLinks hierover werden door minister
Dijsselbloem van de hand gewezen. Het behoorde volgens hem tot de taak
van de ambassade om dit soort voorlichting te geven.
In Nederland
wordt niet alleen de identiteit van eigenaren in nevelen gehuld. Ook
als het gaat om belastingafspraken tussen grote multinationals en de
Nederlandse staat is het geheimzinnigheid troef. Resultaat van dit
beleid is dat Nederland op grote schaal wordt gebruikt door grote en nog
grotere boeven om zwart geld door te sluizen en belasting te ontwijken.
Zo had Kadhafi een brievenbusfirma in Nederland en heeft de zoon van de
verdreven Oekraïense president Janoekovitsj waarschijnlijk via
Nederland geld weggesluisd.
In
Nederland wordt niet alleen de identiteit van eigenaren in nevelen
gehuld. Ook als het gaat om belastingafspraken tussen grote
multinationals en de Nederlandse staat is het geheimzinnigheid troef
Minister Dijsselbloem Beeld anp
16 miljard Het
is onbegrijpelijk dat de Nederlandse regering geheimzinnigheid verkiest
boven transparantie en inzicht in wie wat bezit. Vorige week werd
bekend dat er 16 miljard euro per jaar in Nederland wordt witgewassen.
Wanneer komt Dijsselbloem tot inkeer en ziet hij in dat deze sector niet
iets is om trots op te zijn?
Het Europees Parlement geeft haar
steun aan openbare registers van uiteindelijke belanghebbenden. Deze
registers zijn een belangrijke stap in de aanpak van witwassen,
belastingontduiking en -ontwijking. Ze geven belasting- en
opsporingsdiensten inzicht in bedrijfsstructuren en de uiteindelijke
eigenaren van bedrijven en brievenbusfirma’s. Hiermee wordt het mensen
die hun crimineel geld willen witwassen onmogelijk gemaakt om zich te
verschuilen achter ingewikkelde bedrijfsstructuren en brievenbusfirma’s.
Zelfreinigend vermogen Wanneer bovendien
deze informatie publiek toegankelijk is, zal het zelfreinigend vermogen
van de samenleving groter zijn. Naming and shaming zal ertoe leiden dat
bedrijven zich genoodzaakt voelen hun zaakjes op orde te hebben. Ook
ngo’s en onderzoeksjournalisten zullen dankzij de toegang tot het
register onderzoek kunnen doen en daarmee zaken aan het licht brengen
die anders onopgemerkt zouden blijven. Dan is het nieuws niet of
Janoekovitsj geld heeft weggesluisd, maar dat hij geld heeft
weggesluisd. En toch zegt minister Dijsselbloem tegen de Tweede Kamer
dat hij niet van plan is zich actief in te zetten voor meer
transparantie en het inzichtelijk maken van uiteindelijke
belanghebbenden.
In de Kamer wordt schande gesproken over de
welvaart van leiders als Janoekovitsj, maar zolang de Nederlandse
regering zich in de Raad van Ministers verzet tegen een openbaar
register van uiteindelijke belanghebbenden, maken we het hun gemakkelijk
om die rijkdom te vergaren. Dijsselbloem moet niet de branche van
belastingadviseurs en consultants beschermen, maar het algemeen belang.
Uiteindelijk levert dat de schatkist ook veel meer op.
Judith Sargentini is lid van het Europees Parlement voor GroenLinks. Jesse Klaver is lid van de Tweede Kamer voor GroenLinks.
Vorige
week werd bekend dat er 16 miljard euro per jaar in Nederland wordt
witgewassen. Wanneer komt Dijsselbloem tot inkeer en ziet hij in dat
deze sector niet iets is om trots op te zijn?
Dank aan de leden van GroenLinks die mij zo vol overtuiging op plek 2 voor de Europese lijst stemden. Ik ben er heel blij mee.
Gefeliciteerd ook Bas Eickhout, Mattias Gijsbertsen, Isabelle Diks, Lara de Brito, Gert-Jan Krabbendam, Daphne Dertien, Jeroni Vergeer, Truuske Smits, Toine van de Ven en Guliz Tomruk-Kisi.
De kandidatencommissie van GroenLinks, onder leiding van Nel van Dijk, draagt mij voor op plek 2 van de Europese lijst. Daar ben ik heel blij mee.
Dit is wat Nel en haar collegae over mij schrijven :
Judith is een zeer gedreven, betrouwbare en loyale politicus. Zij is in staat om de politieke visie van GroenLinks te verbinden met maatschappelijke ontwikkelingen en met het politieke werk in het EP. Zij beschikt over strategisch inzicht, weet hoofd- van bijzaken te onderscheiden en speelt snel in op actuele ontwikkelingen. Zij heeft een duidelijk doel voor ogen en neemt geen blad voor de mond. Zij is scherp en direct en heeft in de afgelopen 5 jaar in het EP ook geleerd om tactvol te opereren als de situatie dat vraagt. Door de combinatie van scherpte en tact boekt zij resultaten in de onderhandelingen die zij voert in het EP. Zij is qua inhoudelijke expertise een goede aanvulling op de beoogde lijsttrekker en zij zal met hem een stevig team kunnen vormen. De commissie draagt Judith voor plaats 2 voor.
Ik denk dat dit bepalende jaren zijn. De jaren waarvan we achteraf zullen vaststellen dat het toen gebeurde: de jaren die bepalen hoe de verhoudingen in de wereld zullen zijn. De jaren van crisis die een kans bleken te zijn om de dingen nu eens goed te veranderen.
Het zullen de jaren zijn waarin ik wil zorgen dat de wereld een stuk eerlijker en duurzamer wordt. Dat wil ik niet alleen in Nederland en ook niet alleen in Europa. De crisis van nu is immers niet een crisis van Europa alleen. Het is ook crisis in Tunesië, op het Tahrirplein in Caïro, in Syrië.
Ik wil me ook druk maken om de crisis elders. Om die in Afrika bijvoorbeeld, waar de armoede de afgelopen jaren amper afnam – ook al gebeurde dat in de rest van de wereld wel. Dus waar iedereen kijkt naar de banken in Europa wil ik doorgaan met werken aan een wereld waarin alle meisjes naar school gaan, vluchtelingen niet aangewezen zijn op een gammel bootje, iedereen loon krijgt naar werken – ook in de textielfabrieken in Bangladesh en de tinmijnen van Congo, waar schoon water en vrede gewoon zijn.
Het is ook crisis in onze vrijheid. Nine-eleven is intussen 12 jaar geleden. Angst voor herhaling maakte dat veiligheidsdiensten in de VS en Europa vrij spel kregen om ons hele leven uit te pluizen en op te slaan. Vertrouwen in de overheid kan niet zonder respect voor digitale vrijheid en voor onze persoonlijke levenssfeer.
De afgelopen jaren heb ik me in het Europees Parlement hard gemaakt voor deze dingen: Internationale solidariteit, een menswaardige omgang met vluchtelingen en migranten, eerlijk handel, privacy, bescherming van het vrije woord en vrije verkiezingen.
In 2009 hebben de GroenLinks-leden mij gekozen als lijsttrekker. Toen beloofde ik me hiervoor in te zetten, en dat beloof ik nu opnieuw. Ik voel me als een vis in het water van het Europees Parlement.
Dit keer heb ik me niet beschikbaar gesteld voor het lijsttrekkerschap. Maar ik vraag u wel mij te kiezen op plek twee.
Je kunt natuurlijk ook op twitter, facebook en in gesprekken melden dat je het een goed idee vindt, dat ik op plek twee voor de Europese kandidatenlijst van GroenLinks kom.