BNR Radio, De Finale, maandag 7 september 2020, 19:29
De Brexit-onderhandelingen staan weer onder grote spanning, nadat de Financial Times meldde dat er wetgeving in de maak is die indruist tegen het gesloten uittredingsakkoord. De Britten willen de gemaakte afspraken over de grens met Noord-Ierland alsnog verbreken, terwijl de EU wilt voorkomen dat er een harde grens tussen het Verenigd Koninkrijk en Ierland ontstaat. In De Finale discussiëren Paul Verhagen, data-analist bij HCSS, en Judith Sargentini, voormalig Europarlementariër voor GroenLinks over wat dit betekent voor het verdere verloop van de Brexit.
Corona cancelled a what would have been very inspiring conference on civil society and Rule of Law in Zagreb, Just EUrope. The organisers interviewed the speakers online.
Oud Europarlementariër Judith Sargentini, Hongaars parlementslid Ákos Hadházy en voormalig Hongarije-correspondent Runa Hellinga over de nieuwe Hongaarse noodwet.
Bij Bureau Buitenland, een radioprogramma van de VPRO vertelde ik over mijn vrijwilligerswerk bij de UNHCR in Niger. Voormalig Europarlementariër Judith Sargentini is net terug uit het Afrikaanse Niger, één van de allerarmste landen ter wereld, waar zij de afgelopen twee maanden vrijwillig heeft gewerkt voor de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. Als politica hield zij zich bezig met asiel en migratie, maar nu wilde ze voor langere tijd op locatie kijken hoe het in de praktijk van alledag eraan toegaat. De vluchtelingen die in het kamp in Niger verblijven waar Sargentini werkte, zijn vanuit Libië daar naartoe overgeplaatst. In Niger wordt beoordeeld welk westers land hen wil opnemen.
Drie oud-Europarlementariërs winnen dit jaar de Prinsjesprijs, bedoeld door politici die ‘in optreden of handelen van bijzondere betekenis zijn voor de vitaliteit van de parlementaire democratie’. Het zijn Judith Sargentini (GroenLinks), Hans van Baalen (VVD) en Wim van de Camp (CDA).
Drie
oud-Europarlementariërs winnen dit jaar de Prinsjesprijs, bedoeld voor
politici die ‘in optreden of handelen van bijzondere betekenis zijn voor
de vitaliteit van de parlementaire democratie’. Het zijn Judith
Sargentini (GroenLinks), Hans van Baalen (VVD) en Wim van de Camp
(CDA).
De Prinsjesprijs wordt jaarlijks uitgereikt tijdens het Prinsjesfestival, een ‘feest van de democratie’ in de aanloop naar de derde dinsdag van september. Juryvoorzitter Frans Weisglas, voormalig voorzitter van de Tweede Kamer, maakte de winnaars gisteravond bekend. Volgens de jury verdient dit drietal de prijs voor hun ‘welhaast monumentale parlementaire arbeid’.
Vorige
winnaars zijn bijvoorbeeld CDA’er Pieter Omtzigt, VVD-coryfee Jozias
van Aartsen en de (inmiddels vertrokken) Kamerleden Angelien Eijsink
(PvdA), Sharon Gesthuizen (SP) en Helma Neppérus (VVD). Steeds ging het
om mensen die hun sporen hebben verdiend op het Binnenhof. De jury wijkt
dit jaar uit naar het Europees Parlement, volgens Weisglas een
‘ondergeschoven kind van de vaderlandse politiek en pers’.
Sargentini
heeft recht op de prijs, aldus de jury, voor haar rapport over de stand
van de rechtstaat in Hongarije, ‘een uitzonderlijke prestatie’.
Weisglas: “Een dergelijk rapporteurschap verdient vanuit parlementair
perspectief bijzondere waardering, gericht als het is op belangeloos
compromis in plaats van partijbelang”.
De
jury noemt Van Baalen ‘een nietsontziend parlementariër’, iemand die
‘een belangrijke Nederlandse vinger aan de pols hield’ op het gebied van
defensie en buitenlandse betrekkingen.
Over
Van de Camp: “Als motorgek volksvertegenwoordiger is hij een van de
Europarlementariërs die het meest hebben gedaan om contact met de kiezer
te leggen en Brussel naar Nederland te brengen.”
Een politicus kan mensen hoop bieden, niet met utopieën maar met wetten die de wereld beter maken. Zo ziet Judith Sargentini (GroenLinks) haar taak. Volgens filosoof Hans Achterhuis kan de ideale wereld van utopisten leiden tot een dictatuur.
‘Happyhappyjoyjoy, zou
dat geen toepasselijker ontmoetingsplek zijn geweest?’ Met deze
binnenkomer meldt Judith Sargentini zich voor haar ontmoeting met
filosoof Hans Achterhuis op het terras in de schaduw van het Lloyd Hotel
in Amsterdam-Oost. Op weg naar haar afspraak fietste de
GroenLinks-politica langs een vestiging van de Aziatische
streetfoodketen. De geforceerde vrolijkheid in de naam Happyhappyjoyjoy
wekte bij haar de associatie met het onderwerp dat zij met Achterhuis
zal bespreken: hoe kun je nog vertrouwen in de toekomst terwijl je
dagelijks wordt ondergedompeld in de stroom slecht nieuws over de
wereld? En: hoe kan de politiek aan dat vertrouwen bijdragen?
Sargentini koos twintig jaar geleden voor de politiek in de
overtuiging dat politici mensen hoop kunnen bieden op betere tijden,
mits ze hun vak ernstig nemen en niet louter met een showtje naar de
kiezersgunst hengelen. Op 1 juli zwaaide ze na tien jaar af als lid van
het Europees Parlement. Ze heeft veel moeten trekken en sjorren, soms
jaren geduld moeten betrachten voor ze resultaat kon boeken en meestal
zuchtend en steunend met minder genoegen genomen dan ze wilde, maar
desondanks is haar vertrouwen in de politiek als middel om het bestaan
van mensen te verbeteren ongeschonden.
‘Als politicus’, zegt Sargentini, ‘kun je die hoop bieden door je niet alleen te gedragen als een commentator aan de zijlijn en alles af te branden wat je niet bevalt, maar te laten zien dat je wel degelijk wat kunt veranderen. Wat je dan ook mag laten zien is dat je er wakker van hebt gelegen, dat je hebt gewikt en gewogen, dat je hebt besloten toch ja te zeggen tegen een compromis omdat het in ieder geval een stap in de goede richting is. Als je alleen genoegen neemt met het onderste uit de kan en weigert vuile handen te maken, dan kom je niet in gewetensnood, nee, alleen moet je dan wel concluderen dat je dan ook die stap in de goede richting nooit zult maken. Ik vind dat een decadente houding: eigenlijk neem je je eigen verhaal niet serieus als je er geen enkele actie aan wilt verbinden en elk compromis weigert.
Tot de successen van Sargentini behoort de richtlijn die Europese
importeurs van minerale grondstoffen verplicht hun leveranciers bekend
te maken, om zo gewelddadige milities dwars te zitten die met deze
handel hun wapenaankopen financieren. Mensenrechten moeten hier voor
bedrijfsbelangen gaan, was Sargentini’s argument. Haar meesterstuk
voltooide ze vorig jaar: met haar kritische rapport over de afbraak van
de democratie en de rechtsstaat in Hongarije wist ze in het Europees
Parlement een tweederde meerderheid te verwerven voor een strafprocedure
tegen het regime van de Hongaarse premier Viktor Orbán.
Hoewel Sargentini’s vertrouwen in de positieve kracht van politiek
ongebroken is – ‘Ik ben een politiek dier en dat blijf ik’ – is haar
desillusie over het Europese asiel- en immigratiebeleid een van de
redenen waarom zij zich niet herkiesbaar heeft gesteld voor het Europees
Parlement. ‘Al die jaren in Brussel heb ik dat beleid alleen maar
slechter zien worden. Nóg erger proberen te voorkomen, veel meer kun je
tegen de onverantwoorde politiek op dit terrein niet doen. Hier houdt
mijn optimisme op. Van leidende politici in Europa vraag ik me werkelijk
af: wil jij nog wel solidariteit betonen? Er is een steeds langere
lijst van enge mannen in de wereld: Trump, Duterte, Bolsonaro, Modi,
Orbán, Salvini. Wat de meesten onder hen gemeen hebben is dat ze de
angst voor immigratie uitbuiten om er zelf politiek beter van te worden.
Ikzelf vind dát angstaanjagend. Ik begrijp het ook niet: niemand wil in
een dictatuur wonen, en toch helpen mensen politici aan de macht die
het ’t liefst alleen voor het zeggen hebben.’
Dit is haar frustratie, zegt zij: dat politici verkiezingen winnen
met het voeden van een mythe rondom migratie. Sargentini: ‘De Italiaanse
vicepremier Salvini is vriendjes met Orbán. Op zich is het terecht dat
Salvini de Europese Unie vraagt om solidariteit met zijn land, daar
heeft hij gelijk in, want door zijn ligging is Italië een land waar een
vluchteling uit Afrika al gauw terecht zal komen. Maar de laatste bij
wie je dan moet wezen is Orbán met zijn dichte-grenzenpolitiek. Hij zal
geen enkele vluchteling van Italië overnemen. Dus wat is dit? Dit is:
het thema migratie uitmelken om verkiezingen te winnen. Met het zoeken
naar een oplossing heeft het niets te maken.’
De immigratie hoeft volgens haar helemaal niet zo’n moeilijk probleem
te zijn, mits de EU-landen de bereidheid zouden hebben het gezamenlijk
aan te pakken. ‘Nederland doet dat redelijk netjes, maar toch: na
maanden praten besloot de coalitie tot een eenmalig pardon voor een paar
honderd kinderen, zij het wel in ruil voor een blijvende verlaging van
het aantal vluchtelingen dat Nederland jaarlijks hervestigt uit die
overbevolkte kampen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Dat aantal
gaat van 750 naar 500. Wat een smerige uitruil was dat! Cynische
politiek.’
In deze tijd maakt de politiek volgens Sargentini een relatief klein
vraagstuk, immigratie, te groot en een groot thema, zoals de
klimaatcrisis, te klein. Dat is een vorm van misleiding, zegt ze, en ook
van opportunisme: niet de realiteit maar het gemoed van de kiezers is
bepalend voor het standpunt. ‘Het enige wat je dan in het politieke
debat kunt doen’, zegt ze, ‘is rationeel blijven, laten zien wat klopt
en wat niet klopt. Maar dan nog: politiek is een emotioneel spel. Ik
vind het natuurlijk vervelend dat mensen op Thierry Baudet stemmen, maar
echt benauwend is als middenpartijen denkbeelden uit zijn kring
salonfähig maken, door net als hij de immigratie tot een immense kwestie
op te blazen en de klimaatcrisis te bagatelliseren.’
Over het thema klimaat en ecologie
is even eerder in het gesprek een korzelige, om niet te zeggen
venijnige sfeer ontstaan. Dat gebeurt als de indruk ontstaat dat Hans
Achterhuis de ecologische crisis tot een kwestie van particulier ongemak
relativeert, met de stelling dat je verdwenen plant- en diersoorten
alleen zult missen als je ze zelf nog hebt meegemaakt.
‘Ik ken Friesland goed’, zegt Achterhuis, ‘en ik weet dus hoe het
veenweidelandschap er ooit heeft uitgezien. In mijn ogen is het er nu
vreselijk: alleen maar productiegras, veel minder weidevogels. Ik lijd
aan landschapspijn, inderdaad. Maar de vraag is: krijgen wij, mensen,
het slechter als de kievit en de grutto verdwijnen? Schaadt het ons als
al het gras straks raaigras is? Voor mij is een weiland met alleen
raaigras en zonder vogels een kaalgeslagen weiland, voor de volgende
generaties gewoon een mooi groen landschap.’
‘Jij beperkt de ecologische crisis nu tot slechts een visueel
probleem’, werpt Sargentini tegen. ‘Je negeert zo dat het ecosysteem in
elkaar dondert.’
Achterhuis: ‘Oké, dus de ecologische diversiteit vermindert. Maar het
is de vraag hoeveel wij als mensen daaronder te lijden hebben. Ik ben
het radicaal oneens met collega Bas Haring als hij zegt dat plastic
panda’s niet voor echte onderdoen. Biodiversiteit, bijenvolken en een
gevarieerd landschap zijn voor mij hoge waarden. Ik geef hem echter
gelijk dat deze waarden niet direct moeten worden verbonden met de
toekomst van de mensheid.’
Sargentini: ‘Ik heb ook haast, hè: de wereld moet
verbeterd worden. Alleen: wat hebben kiezers aan mijn haast als ik
daardoor de politieke strijd verlies’
Sargentini: ‘Zeg jij nu dat de decimering van de bijenvolken geen
probleem is voor mensen? Bijen zijn onmisbaar voor de bestuiving van
gewassen. Voor de voedselvoorziening kan hun uitsterven dus rampzalig
zijn. Ik snap werkelijk niet wat je nu precies wilt betogen. Jij zegt
dat moderne landbouwgronden in de ogen van volgende generaties mooi
groen kunnen zijn, maar als ze op den duur steeds minder voedsel
opleveren, dan lijkt me dat geen groen waarmee je heel tevreden kunt
zijn.’
Achterhuis blijft erbij: Sargentini overdrijft. Het lijkt erop dat
hij zich heeft geschaard in het kamp van de optimisten tegen beter weten
in, met wie eigenlijk geen debat mogelijk is. Ik speel met de gedachte
de ontmoeting met een flauwe grap te beëindigen: nog een snelle hap bij
Happyhappyjoyjoy en dan maar weer op huis aan? Maar dan geeft Achterhuis
een wending aan de discussie die een voortzetting de moeite waard
maakt, niet het minst omdat hij de democratie in zijn betoog betrekt.
Hij zegt: ‘Ik wil als filosoof in de eerste plaats fenomenen
begrijpen en dan ook beoordelen. Wat ik weiger is om die oordelen onder
te brengen in een klaarliggend schema over optimisme of
cultuurpessimisme, laat staan in een algemeen doemscenario over de
ondergang van de mensheid. Dat cultuurpessimisme: ik ben daar allergisch
voor.’
Achterhuis vervolgt: ‘Er is een mooie, aan Pasolini toegeschreven
uitspraak: als de vuurvliegjes verdwijnen, zal de mensheid ook niet lang
meer overleven. Waarom? Omdat vuurvliegjes alleen in zuivere, schone
lucht kunnen gedijen. Ik heb ooit in het voormalige Joegoslavië voor het
eerst vuurvliegjes gezien, een wonderbaarlijk fenomeen, en als opa hoop
ik dat mijn kleinkinderen ze ook nog zullen kunnen zien, evenals de
bijen en het veenweidelandschap, maar ik geloof er niets van dat wij als
mensheid ten onder gaan als de vuurvliegjes, de bijen en het
veenweidelandschap verdwijnen. Het grote gevaar van het leggen van dat
soort causale relaties is ook dat als de vuurvliegjes er straks
inderdaad niet meer zijn en wij, mensen, toch gewoon goed blijken te
kunnen voortleven, men snel roept dat dit soort voorspellingen onzin
zijn. Ook daarom pas ik voor dat grote cultuurpessimistische
ondergangsverhaal.’
Om die reden ergert hij zich aan het dilemma dat ik hem voorleg. Dat
dilemma is: je ziet aankomen dat maatregelen om de wereld te behoeden
voor een ecologische ramp waarschijnlijk te laat zullen komen of niet
krachtig genoeg zullen zijn. Dat kan bij mensen die tot wanhoop zijn
gedreven het verlangen naar een ecologische dictator wekken – een regime
dat de volmachten krijgt om alles te doen wat de deskundigen voor het
behoud van de wereld nodig achten, op grond van de vrees dat de
democratie niet tot het vereiste, drastische optreden in staat is. Het
alternatief is de ramp af te wachten en de maatregelen te nemen die met
behoud van de democratie maximaal haalbaar zijn, in de hoop dat het zal
meevallen. Een keuze tussen de duivel en Beëlzebub.
‘Ik weiger die keuze!’ roept Achterhuis. ‘Mijn collega Lucas
Reijnders, een oude bekende, was in het verleden zo mogelijk nog
pessimistischer dan uw vraag suggereert, maar wat ik wel van hem heb
geleerd is dat een dictatuur nog minder goed in staat is de
milieuproblematiek te bestrijden dan onze onvolmaakte democratie. Ik had
linkse vrienden die betoogden – het was nog vóór de val van de Muur –
dat communistische regimes krachtdadiger op milieudreigingen konden
reageren. Met kennis van zaken liet Lucas mij zien dat zij zich
vergisten: het milieu stond er onder het communisme veel slechter voor
dan in de kapitalistische democratische samenleving. Amartya Sen heeft
een analoge redenering over hongersnoden. Hij liet zien dat zich geen
grootschalige hongersnoden voordoen in landen met een vrije pers die
misstanden aan de kaak stelt. Mijn hoop is dat dit ook voor het
milieuprobleem opgaat. Dan is er van uw dilemma helemaal geen sprake.’
Judith Sargentini zegt dat politici die hoop
op beter kunnen bieden, mits zij niet de valse illusie bij de kiezers
wekken dat zij ijzer met handen kunnen breken. Hans Achterhuis herkent
zich daar wel in: ‘Ik ben van de school van Karl Popper: voer
geleidelijk kleine maatschappelijke verbeteringen door, die je kunt
toetsen en zo nodig aanpassen.’ Vandaar zijn weerstand tegen utopisch
denken, een van de leidende thema’s in zijn filosofische werk. Elke
utopie is een heimelijke machtsdroom, zegt Achterhuis: de wereld moet de
ideale wereld zijn, maar dan wel ingericht naar jouw idealen.
De beste beschrijving van de onverbiddelijke logica van de utopie is volgens Achterhuis te lezen in Milan Kundera’s Het boek van de lach en de vergetelheid
(1979). Over de redenering waarmee de communisten hun dictatuur
rechtvaardigden schreef Kundera: ‘Ze hadden een grootscheeps program.
Een plan voor een totaal nieuwe wereld, waarin iedereen zijn plaats zou
vinden. Het is daarom geen wonder dat zij die enthousiast waren en
groots dachten snel hun droom begonnen te verwezenlijken, die
rechtvaardige idylle voor iedereen. Ik onderstreep opnieuw: idylle en voor iedereen.
Daar is iedereen een noot in een schitterende fuga van Bach en wie dat
niet wil, blijft slechts een zwarte punt, een overbodige punt, beroofd
van zin, die je kan pakken en tussen je nagels stuk drukken als een vlo.
Direct in het begin beseften sommigen dat de idylle hun niet lag en ze
wilden het land verlaten. Omdat een idylle er echter op gebaseerd is dat
de wereld voor iedereen is, bewezen zij die wilden emigreren dat ze de
idylle niet erkenden en in plaats van naar het buitenland te gaan,
gingen zij achter de tralies.’
‘Dat citaat geeft aan dat een utopie die voor iedereen het beste wil
in een dictatuur zonder tegenspraak kan uitmonden’, zegt Achterhuis.
‘Kijk dus uit met een rechtstreekse vertaling van het moreel goede in
politieke eisen. Lees Kundera: in bepaalde gevallen kan zo’n politiek
van goede bedoelingen levensgevaarlijk zijn. Daarom hamerde Hannah
Arendt zo op de maatschappelijke waarde van wat zij pluralisme noemt:
een intensieve politieke discussie kan een samenleving sterker maken.’
Sargentini: ‘Ik heb ook haast, hè: de wereld moet verbeterd worden.
Alleen: wat hebben kiezers aan mijn haast als ik daardoor de politieke
strijd verlies en met lege handen sta? In een democratie moet je geduld
opbrengen en incalculeren dat je niet zoveel kunt veranderen als je zou
willen. Bovendien: wat kiezers in de politiek lang vinden duren en wat
kort hangt nogal af van wat ze zelf van iets vinden. Staan ze aan jouw
kant dan mag je in hun ogen wel eens wat sneller opereren, staan ze
tegenover jou dan ben je al gauw een drammer.’
Achterhuis: ‘Ik heb studenten gehad die naar
Albanië reisden en terugkwamen met de boodschap: eindelijk hebben we het
ideaal op aarde ontdekt’
Als voorbeeld noemt Sargentini de Europese wet die mijnbouwbedrijven
en oliemaatschappijen als Shell, BP en BHP Billiton tot meer openheid
verplicht over hun betalingen aan de overheden in de landen waar ze
boren en delven. Actiegroepen en maatschappelijke organisaties in die
landen hebben daarmee een drukmiddel om de eigen regering ter
verantwoording te roepen over haar uitgaven: hoeveel geld belandt in de
zakken van corrupte functionarissen en hoeveel komt ten goede aan de
bevolking? Als medewerker van de anti-apartheidsorganisatie Niza was
Sargentini van meet af aan, sinds 2002, betrokken bij de internationale
campagne (Publish What You Pay) om Europa tot deze wetgeving te bewegen, maar het duurde zo’n tien jaar voor het Europees Parlement gehoor gaf.
‘Tien jaar, dat klinkt lang, maar dat is het niet’, zegt ze. ‘Je hebt
te maken met grote economische belangen, met machtige multinationals,
met internationale tegenlobby’s, met rechtse politieke krachten die
zeggen: al die extra administratieve druk is vervelend en lastig voor
bedrijven als deze, die de motor van onze economie zijn. Dus tien jaar,
dat is eigenlijk behoorlijk vlot voor het mentale en politieke
veranderingsproces waarin je geleidelijk de vereiste meerderheid in het
Europees Parlement tot stand brengt.’
Sargentini moest het uiterste van haar politiek-strategisch inzicht
vergen om de vereiste tweederde meerderheid achter een strafprocedure
tegen het regime van de Hongaarse premier Orbán te verwerven. Het
grootste struikelblok dat zij moest wegruimen lag in de fractie van de
christendemocraten, waarvan Orbáns partij deel uitmaakt: hoe kreeg zij
hen zo ver dat zij tegen leden van de eigen politieke familie zouden
stemmen? Ze begon deze expeditie met gesprekken waarin zij
christendemocratische medeparlementariërs de nieren proefde, mede op
basis van een Excelsheet waarop zij met kleurencodes hun vroegere
stemgedrag had geregistreerd in kwesties waarin democratie en
rechtsstaat in het geding waren. Een complicerende factor was dat hun
fractieleider, csu’er Manfred Weber, in die tijd nog graag met zijn geestverwant Orbán op de foto ging.
‘Belangrijk was niet te snel te handelen’, vertelt ze, ‘soms zelfs op
de rem te trappen. Wat je dan doet is nog maar eens om een extra
onderzoekje vragen, of op een nadere nota aandringen, maar het uitstel
dat je daarmee beoogt is wel ergens goed voor: het bouwen aan de
meerderheid.’ Ze stond nogal onder druk van Weber om het parlement in
december 2017 te laten stemmen over de bevindingen over de Hongaarse
rechtsstaat, vier maanden vóór de Hongaarse verkiezingen. Wat hij
volgens Sargentini ongetwijfeld wist was dat het rapport dan zou worden
weggestemd: zo vlak voor de verkiezingen je Hongaarse fractiegenoten
afvallen zou wel een heel hardvochtige daad van de christendemocraten
zijn.
Ze vertelt: ‘Gelukkig had ik schaduwrapporteurs naast mij die
uitstekend functioneerden, juist ook bij de christendemocraten. Zich
hardop publiekelijk uiten, dat deden ze niet, maar ze hielpen enorm. Zij
begrepen die tactiek van mij uitstekend, in tegenstelling tot de
liberalen, die vonden: informatie verzamelen, nietje erdoorheen en
stemmen. Die wilden gewoon graag laten zien, vermoed ik, dat we actie
ondernamen, maar dan was die tweederde meerderheid er niet geweest en
dat zou in de publieke opinie dan mijn schuld zijn. Zelfs een zo ervaren
en strategisch denkende collega als Sophie in ’t Veld had die tactiek
niet door. Ik snap het werkelijk niet.’
Het was voor Sargentini dus noodzakelijk de cruciale stemming over
een strafprocedure tegen het regime van Orbán over de Hongaarse
verkiezingen van april 2018 heen te tillen. ‘Gelukkig heb je als
rapporteur de ruimte om gewoon te zeggen: het is mijn rapport en niemand
kan mij dwingen haast maken. Je moet dan wel zware morele en politieke
druk weerstaan, maar het kan. Om die druk te laten afnemen ga je dan
laten zien dat je druk met je onderzoek bezig bent, dus je belegt nog
een paar bijeenkomsten, je organiseert publieke hoorzittingen, je nodigt
wetenschappers uit die nog eens uit de doeken doen waarom het ernstig
is wat er in Hongarije gebeurt. Mijn moeder zou dat lijntrekken noemen,
maar het is ook gewoon nuttig. Je vergaart nieuwe informatie én je laat
publiekelijk zien dat je er niet op uit bent de christendemocraten eens
effe lekker te pesten of een hak te zetten, nee, dat je juist hecht aan
een zorgvuldig proces, opdat het parlement ook een zorgvuldig besluit
kan nemen.’
Haar conclusie is dat de politiek het publieke cynisme dat ten
aanzien van haar heerst het best kan bestrijden door met concrete
resultaten mensen hoop op betere tijden te bieden. Met de wet die
mijnbouwbedrijven en oliemaatschappijen tot meer openheid dwingt over de
betalingen aan overheden in de wingebieden, geeft Europa de burgers
daar een steun in de rug in hun strijd tegen malafide politici en
corruptie. Dankzij de strafprocedure tegen het regime-Orbán weten
oppositionele groepen in Hongarije dat Europa hun rechtsstaat en
democratie niet ongestraft laat afbreken. Dat is ook een signaal voor de
bevolking in andere EU-landen, zoals Polen, waar het bewind weinig
geduld heeft met rechters, een kritische pers en andere tegenmachten.
Sargentini: ‘Ik heb me geërgerd aan een nieuwe politieke partij die
deelnam aan de Europese verkiezingen, Volt. Enthousiaste, jonge,
pro-Europese mensen, maar hun politieke recept voor alles was ongeveer
dit: als we het probleem nou maar goed bestuderen, dan zal daar
logischerwijs de juiste stap voorwaarts uitkomen, de beste oplossing. Ze
gingen er volledig aan voorbij dat politiek juist nodig is omdat er
géén beste oplossing is. Er zijn verschillende mogelijke oplossingen,
geen van alle ideaal, en in het politieke debat strijd je voor de keuze
die jouw partij de beste vindt. Want als er één logische, één juiste
oplossing zou zijn, dan zouden we het ook met een verlicht despoot
afkunnen, nietwaar?’
Achterhuis: ‘Dankzij mijn ervaringen in de jaren zestig weet ik dat
er veel kan misgaan als je in het bestaan van de ideale situatie
gelooft. Dat was een van de redenen waarom ik over utopisch denken ben
gaan schrijven. We wisten destijds zeker dat de ideale maatschappij
mogelijk was, dat die ideaal was voor iedereen, en dat iedereen dat ook
wel met ons eens zou zijn als we het maar goed uitlegden. Sommigen
geloofden dat elders op de wereld die ideale toestand al was bereikt.
Dat kon heel ver gaan. Ik heb studenten gehad die met een Rotterdams
reisgezelschap, ik denk van de cpn, naar Albanië reisden en terugkwamen met de boodschap: eindelijk hebben we het ideaal op aarde ontdekt.’
Achterhuis zegt dat hij tegenspraak van anderen nodig heeft om
zichzelf bij de les te houden. Om die reden heeft hij bezwaren tegen wat
Tommy Wieringa in zijn NRC-column over optimisme schreef: ‘Het
komt nu aan op radicale dienstbaarheid aan de aarde, zonder hoop op
dankbaarheid of begrip van je medemens. Noem het een programma van
optimisme zonder hoop – en mediteer op de betekenis hiervan.’ Wieringa
vervolgt: ‘Hoewel je met kennis smart vermeerdert, is het nuttig om
opgewekt te blijven, want zonder een goed humeur leg je het onmiddellijk
af tegen de feitenvrije, vitale barbaren van nieuwrechts.’
Achterhuis becommentarieert: ‘Ik vind het een mooi citaat, zonder
meer, maar waarmee ik het oneens ben is zijn keuze om het zonder begrip
van je medemens te doen. Die dankbaarheid hoef ik inderdaad niet, maar
ik heb het gesprek met anderen en hun tegenspraak nodig. In mijn eentje
loop ik het gevaar vast te lopen in het eigen gelijk en blind fanatisme.
Dat klinkt al een beetje door in Wieringa’s woordkeuze “barbaren” voor
degenen die hij bestrijdt. Ik zou ze nooit zo betitelen, dat klinkt erg
zelfgenoegzaam.’
Gevraagd naar recente ervaringen die hen optimistisch hebben gestemd,
noemt Judith Sargentini een voorbeeld uit de politieke praktijk: de
aankondiging van de Amsterdamse wethouder Sharon Dijksma dat de
hoofdstad na 2030 alleen nog voor elektrische auto’s toegankelijk is.
Dat getuigt volgens haar van een visie op een verbetering van de
leefkwaliteit in Amsterdam, zet druk op bedrijven en bewoners om zich op
de omslag voor te bereiden en geeft ze daar tien jaar de tijd voor.
Sargentini: ‘Iedereen wakker schudden met een langetermijnvisie en dan
geleidelijk daarnaartoe werken, dat is nog eens verantwoordelijk
politiek optreden.’
Hans Achterhuis antwoordt met een voorbeeld uit zijn persoonlijke
leven. Enkele dagen voor het tweegesprek met Sargentini was hij bij de
begrafenis van een oude vriendin. ‘Marjan. 89 is zij geworden. Lange
tijd was ze actief in de Rooie Vrouwen. Op de rouwkaart stond een
dichtregel van Henriëtte Roland Holst: Wij leerden fier rechtop te staan.’
Dáár wordt hij nou optimistisch van, zegt hij, van een beweging als
#MeToo, waarin vrouwen met nog meer fierheid rechtop zijn gaan staan.
Hans Achterhuis
Hans Achterhuis (76) is emeritus hoogleraar filosofie aan de
Universiteit Twente. In zijn werk verbindt hij het denken van de grote
filosofen met maatschappelijke vraagstukken rond bijvoorbeeld
ontwikkelingshulp, welzijnswerk (De markt van welzijn en geluk, 1979), de milieuproblematiek (Het rijk van de schaarste, 1988), totalitarisme (De erfenis van de utopie, 1998) en neoliberalisme (De utopie van de vrije markt, 2010.) Zijn laatste boek is Coetzee, een filosofisch leesavontuur (2019). In 2003 won hij de Pierre Bayle Prijs voor de cultuurkritiek en in 2009 en 2011 de Socratesbeker voor Met alle geweld en De utopie van de vrije markt.
Judith Sargentini
Judith Sargentini (45) was tot 1 juli voor GroenLinks lid van het
Europees Parlement, waarvoor zij in 2009 werd gekozen. Daarvoor zat zij
in de gemeenteraad van Amsterdam (1999-2009). Zij werkte voor
organisaties die voortkwamen uit de anti-apartheidsbeweging, eerst voor
het European Network for Information and Action in Southern Africa en
nadien (2003-2007) voor het Nederlands Instituut voor Zuidelijk Afrika
(Niza).
Judith Sargentini, ECDPM Great Insights magazine, Spring/Summer 2019 Special Edition (Volume 8, Issue 2 & 3). 13-6-2019
Dear Europe, dear members of the European Parliament,
After two terms in the European Parliament, the moment has come for
me to pack my boxes, archive my files and close the door behind me.
These have been ten incredibly interesting years. I look back with
gratitude and some pride to several achievements in which I played a
role, for example, on anti-money laundering, conflict minerals and of
course the report on the rule of law in Hungary. The European Parliament
is a place where you can make great things happen. It is technical
work, it is law-making and it is politics.
It is disheartening though to see that some of the other topics I
worked on relentlessly for these ten years made no progress at all. In
some cases, you could even argue they moved in the wrong direction. I
refer to asylum and migration policies of course. Here, things have not
improved, and the political debate has hardened over the past ten years.
The Challenges of migration
In December 2016, I wrote a blog for ECDPM
on the challenges of migration. It was the year after the height of the
‘migration crisis’ and the EU was still very much in crisis management
mode. Today, I stand by the analysis of the EU’s response that I made
back then: “The EU is moving away from policy coherence for
development towards a strategy where development is used for policy
coherence. A lose-lose strategy where development goals will not be
reached, migration flows will not be stopped, the European Union’s
geopolitical ambitions will not be met, and our credibility towards our
African partner countries might be lost.” Less development aid is
going to those countries most in need and migration routes continue to
become more dangerous. At the November 2017 AU-EU Summit in Abidjan, I
saw with my own eyes African countries’ increasing scepticism towards
the EU’s migration frames.
We need this generation of European
leaders to break through the impasses, pursuing policy coherence for
development, humane and evidence-based approaches to migration, and
agreement on return and resettlement policies.
Now, two and a half years after that writing, migration remains a top
political priority, and nearly every single European law on migration
has been re-opened. The motivation for reviewing these laws – the idea
that more effective laws will help us cope with the “migration crisis” –
at the same time has made it impossible to agree on any of them. With
the sole exception of the European Border and Coast Guard, which was
successfully concluded in the very last weeks of the mandate, all pieces
of asylum law remain stuck at the Council’s table. It is illustrative
of the state of the Union that the European Border and Coast Guard was
the only piece of asylum and migration law that could be concluded. An
additional 10,000 people will help guard Europe’s borders. Yet, no
agreement could be reached on a change of the Dublin Regulation, or to
resettle the most vulnerable refugees from UNHCR camps to the EU. A law
on how to measure and define migration statistics didn’t even make it
through. Too political. Member states don’t see eye to eye. It can’t be
sold at home. It is the humane approach as well as solidarity among
member states that keeps losing out.
Open-ended business
I spent my last months as an MEP negotiating two
important migration policies. The first, a recast of the “Returns
Directive”, deals with the return of asylum seekers whose claim for
asylum has been denied. Return is an integral part of any migration
policy. Political parties differ widely, however, on how this should be
organised, and these differences proved too big to overcome in election
time. Experience shows that voluntary return is by far the most
effective and financially sensible approach. Policies focused on forced
returns sound tough, but fail to deliver, and due to the need for
detention, are very costly. My proposals to invest in voluntary returns,
to ensure sufficient legal redress options, to use detention only as a
measure of last resort and to never lock up children proved too
contentious. The next parliament will have to pick up this file. I urge
you to follow a humane and evidence-based approach here, in line with
human rights and international law.
The second policy I worked on these past months aimed to determine
how foreign affairs funds can be spent in the future, under the
Neighbourhood, Development and International Cooperation
Instrument(NDICI). I did my best to safeguard development funds from the
increasing pressure of the EU’s foreign policy interests. The foreign
policy interests of the Union have become more prevalent in EU
development policies, to the detriment of long-term and predictable
poverty eradication. In this way, the EU is discrediting itself as a
champion of a norms-, values- and rights-based world and of human rights
worldwide. Think about how the EU has threatened that it will reduce
trade and aid if developing countries do not take their people back, and
how it sends people back to detention centres in Libya.
Urgent measures needed
The negotiations with the European Council still need to
start. I am wary of the direction the member states may try to push the
European Parliament and I bid you to pay close attention to this. Most
important is to ensure that sufficient predictable funds remain
available for least-developed countries to be spent on poverty
eradication. The Lisbon Treaty’s article 208, my favourite article,
calls for exactly this, as well as for policy coherence for development.
Now that the member states want to increase flexibilities in the budget
and spend ever more on migration and security, it will be a task for
the next European Parliament to scrutinise the spending, to ensure the
money goes to the right places and to monitor that other policies are
coherent with development.
The new parliamentarians will have to take up all these challenges
and new ones. We only have ten more years to go to achieve the
Sustainable Development Goals. Also, if we want to keep global warming
below 2 degrees, we need to ensure that the Paris Agreement is
implemented as soon as possible. You have a chance to work on policies
that make that happen over the next five years. The urgency of these
goals was not felt strongly enough during my term. I sincerely hope it
will be during yours. It must.
About the author
Judith Sargentini, Member of the European Parliament – Greens–European Free Alliance, 2009-2019
Ze werd in het najaar een van de bekendste gezichten van het Europees Parlement: Judith Sargentini van GroenLinks. Haar portret prijkte op reclameborden en in tv-spotjes van de Hongaarse regering als toonbeeld van de vijandige Europese Unie.
Ze had zich de toorn van de Hongaarse premier Viktor Orbán op de hals gehaald met
een zeer kritisch rapport over de ondermijning van de rechtsstaat in
zijn land, aangenomen door het Europarlement. Sargentini besloot te
stoppen op het hoogtepunt en staat niet op een verkiesbare plaats bij de
verkiezingen van donderdag.
Hoe staat het Europees Parlement ervoor bij uw vertrek?
‘Best
in goede staat, vind ik. Dat hang ik op aan de stemming over ons
onderzoeksrapport over Hongarije in september, dat de instemming kreeg
van tweederde van de parlementsleden, ook van rechtse. Dat betekent toch
dat zij de democratie hoog in het vaandel houden, dat zij over
politieke spelletjes heen kunnen springen. In het zittende parlement
zijn de meeste leden pro-Europees, dat zal na de verkiezingen anders
zijn.’
Inderdaad,
ondanks uw succes staan rechts-nationalistische partijen als de Fidesz
van Orbán, Salvini’s Lega in Italië en zelfs de nieuwe Brexit Party van
Nigel Farage in de peilingen op winst. Wat betekent dat voor het
parlement?
‘Ik
vind dat heel zorgelijk. Extreem-rechtse regeringsleiders als Salvini
en Orbán hebben de Europese Raad al min of meer stilgelegd, omdat die
niet meer tot conclusies of oplossingen kan komen, bijvoorbeeld over
migratie en de rechtsstatelijkheid. Ze zullen blij zijn als het Europees
Parlement in net zo’n impasse geraakt. Er zijn meer landen, zoals
Roemenië, Polen en Oostenrijk, die debat daarover niet meer zo nodig
vinden. Ik ben nu in Riga op bezoek bij de Groene Partij van Letland; er
gaat hier veel goed, maar ook dit land blokkeerde een serieus debat
over de rechtsstaat.’
Hoe verklaart u de populariteit van nationalistisch rechts?
‘Ik
wil een appèl doen op de centrumpartijen om duidelijker stelling te
nemen. Die hebben de taal van nationalistisch rechts, zoals jij dat
noemt, salonfähig gemaakt door die deels over te nemen. De
christendemocratische fractie, de EVP, heeft lang gedacht dat de
nationalisten met pappen en nathouden wel rustig konden worden gehouden,
dat het zo’n vaart niet zou lopen. Daar hebben we allemaal in Europa
de prijs voor moeten betalen.
Het
heeft wel acht jaar geduurd voor Manfred Weber, de CSU-voorzitter van
de EVP, zich wilde uitspreken over onze bevindingen van de situatie in
Hongarije. Dat ze nu te elfder ure Fidesz als EVP-lid hebben geschorst,
wist niet uit het geheugen dat ze tot voor kort volhielden dat het
allemaal niet zo erg was. Anderhalve maand voor de verkiezingen nogal
halfslachtig helderheid scheppen, neemt niet weg dat ze die partij de
afgelopen jaren acceptabel vonden.’
De
centrumpartijen lijken nu toch meer stelling te nemen? Premier Rutte
viel vorige week opeens hard de anti-Europese houding van FvD-leider
Thierry Baudet aan.
‘Oké,
maar daarmee maakt hij niet ongedaan wat hij eerder zei, in de sfeer
van ‘als het je hier niet bevalt, dan ga je maar weg’. Op die manier
heeft hij toch het taalgebruik naar de extremen laten opschuiven. Hij
had het ook kunnen hebben over hoe goed de Marokkaanse Nederlanders het
doen vijftig jaar na het eerste gastarbeiderscontract. Een dag of tien
voor de verkiezingen kun je niet ongedaan maken dat je eerder heel
onvriendelijk over nieuwkomers hebt gesproken. Dat zet geen zoden aan de
dijk.’
Waar komen de kiezers van die partijen vandaan, denkt u?
‘Niet
van mijn electoraat in ieder geval. Ik denk van de middenpartijen, de
christendemocraten, liberalen, sociaaldemocraten. Die hebben zich niet
genoeg rekenschap gegeven van de economische moeilijkheden van veel
burgers. En ze hebben het gemakkelijker gemaakt voor kiezers om op
extreem-rechtse partijen te stemmen door hun taalgebruik over te nemen.
In Beieren dacht de oppermachtige CSU de kiezers bij de AfD weg te
kunnen houden door dezelfde taal te bezigen. Een grote vergissing, bleek
bij de verkiezingen van oktober: kiezers gaan dan liever voor het echte
werk. Ondertussen is het taalgebruik genormaliseerd; dat draai je niet
zomaar terug.’
U bent er niet bij in het nieuwe Europarlement, maar hoe moet dat met een veel grotere anti-Europese sectie?
‘Ik
hoop dat de collegae die blijven of erbij komen zich realiseren dat er
een tandje bij moet worden gezet. Ik begrijp dat de EVP heeft gezegd
geen deals te zullen sluiten met extreem-rechtse partijen. Ik zou
zeggen: houd ze eraan.’
En wat gaat u doen?
‘Ik
weet het nog niet. Na twintig jaar als volksvertegenwoordiger van de
gemeenteraad tot het Europarlement is het mooi geweest. Ik ben nu nog
druk in de campagne voor de Europese verkiezingen. Maar ik ben niet zo’n
spreker voor bijeenkomsten en debatten, niet zo van de beste stuurlui
staan aan wal. Ik wil iets praktisch doen.’
Partijpolitiek is lang boven loyaliteit aan Europese waarden gegaan, schrijft Judith Sargentini. Kies voor Europarlementariërs die in actie komen voor fundamentele beginselen van rechtsstaat en democratie.
Nadat
het Europees Parlement mijn rapport over de systematische bedreiging
van de rechtsstaat in Hongarije had aangenomen, is actie om Hongarije
weer op het juiste pad te krijgen uitgebleven. Zowel bij de Europese
Commissie als bij de ministers van de EU-landen. Dat maakt het
belangrijker dan ooit om te gaan stemmen op 23 mei. Het is cruciaal dat
het nieuwe Europees Parlement bestaat uit volksvertegenwoordigers die de
rechtsstaat respecteren en verdedigen daar waar die onder druk staat in
onze Unie. De tijd dringt: regeringen die de rechtsstaat schenden
zitten nu al aan tafel bij Europese besluiten die ook ons raken.
Strafprocedure
Een recent voorbeeld: vorige week vierde premier Orbán vijftien jaar EU-lidmaatschap door de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken, Salvini, uit te nodigen samen het hek aan de Servische grens te inspecteren. Aan die grens zijn twee detentiecentra voor asielzoekers: iedere vluchteling die asiel aanvraagt, wordt daar zonder pardon opgesloten. Sinds de zomer droeg het Europees Mensenrechtenhof Hongarije al dertien keer op om het uithongeren van asielzoekers in deze centra te stoppen.
Er is niet genoeg gedaan om de ontwikkelingen in Hongarije te keren.
Na de oproep van het Parlement pakte de Europese Commissie niet door.
Zij startte weliswaar inbreukprocedures bij specifieke juridische
problemen, maar een Artikel 7-procedure, het krachtigste instrument om
het stelselmatig ondermijnen van de EU-waarden een halt toe te roepen,
kwam er niet. Ook de overige 27 lidstaten zijn lange tijd stil gebleven.
Het resultaat is dat Orbán vrij spel kreeg om zijn ‘illiberale
democratie’ uit te rollen. Dit heeft niet alleen ernstige gevolgen voor
Hongaarse burgers, maar ook voor de inwoners van andere landen die het
voorbeeld van Hongarije lijken te volgen, zoals Polen en Roemenië.
Partijpolitiek boven democratische waarden
Vanwaar het gebrek aan daadkracht? Het onderliggende probleem is dat
politici liever wegkijken dan hun collega’s confronteren, wanneer de
rechtsstaat met voeten wordt getreden. De rechtsstaat heeft het te lang
afgelegd tegen partijpolitiek. Dat wordt zichtbaar in het feit dat de
Commissie wél tot actie overging toen de situatie in Polen
verslechterde. De 28 Eurocommissarissen zijn in grote meerderheid lid
van de twee grootste Europese politieke families: de Europese
christendemocratie waartoe het CDA, en nog steeds de partij van Orbán,
Fidesz, behoort (EVP), en de sociaal-democraten waartoe de PvdA, en de
Roemeense regeringspartij PSD, behoort (PES). De Poolse regeringspartij
zit in een andere politieke familie.
De tweederde meerderheid voor mijn rapport was dan ook alleen
mogelijk dankzij een doorbraak. Een deel van de christendemocratische
parlementsleden doorbrak eindelijk het taboe om een eigen ‘familielid’
terecht te wijzen. Gedwongen tussen een keuze voor loyaliteit aan Orbán
of aan de fundamenten van de Unie, kozen zij in meerderheid voor het
laatste.
Het is nog steeds wachten op eenzelfde doorbraak in de Raad van Ministers waar de 28 lidstaten zich verenigen. Zij zijn aan zet om Hongarije te helpen terug te keren naar een gezonde democratische rechtsstaat. De opeenvolgende roulerende voorzitters van de EU, Oostenrijk in de laatste helft van 2018 en Roemenië tot aan de zomer, hebben bijgedragen aan de lakse houding van de Raad. De Oostenrijkse regering, een coalitie van christendemocraten en de extreem-rechtse FPÖ, en de sociaal-democratisch-liberale Roemeense regering hebben sympathie voor Orbán. De hoop is nu gevestigd op het Finse voorzitterschap in de tweede helft van dit jaar.
Het probleem is dat EU-landen toevlucht zoeken in een procedurele en
detaillistische aanpak van overtredingen van EU-recht, om zo geen
oordeel te hoeven vellen over het totaalbeeld van afglijdende
rechtsstaten. Op voorstel van België wordt er gewerkt aan een jaarlijkse
rechtsstaat-check, dat moeten onderlinge controles worden door
EU-lidstaten. Maar die vinden achter gesloten deuren plaats en de
resultaten worden niet openbaar gemaakt. Ik acht het onwaarschijnlijk
dat Orbán zich van zo’n geheime visitatie iets aantrekt.
Druk uitoefenen
Uiteindelijk is er politieke moed nodig om lidstaten voor het blok te
zetten en positie te kiezen. Dat betekent dat het Finse voorzitterschap
of andere voortrekkers het initiatief moeten nemen om verder te gaan
dan procedurele en juridische oefeningen die lidstaten van een excuus
voorzien om om de hete brij heen te draaien. Zoals een stemming in het
Europees Parlement de christendemocratische familie dwong om positie in
te nemen, is het ook in de Raad tijd om rode lijnen te trekken.
De politieke druk om deze moeilijke stap te zetten moet zo hoog mogelijk worden. Daarom is ook de samenstelling van het nieuwe Europese Parlement cruciaal. Een parlement gevuld met meelopers van Orbán en Salvini is het ultieme cadeau voor regeringsleiders die lastige besluiten willen vermijden. Een Parlement dat via haar begrotingsrecht en wetgevingsmacht zo veel mogelijk druk blijft zetten op respect voor de uitgangspunten van het EU-verdrag, kan wellicht een doorbraak forceren. Ook voor de toekomst van de rechtsstaat doet uw stem er dus toe op 23 mei.
In september vorig jaar haalde GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini de voorpagina’s, toen een tweederde meerderheid van het Europees Parlement instemde met haar rapport over de „systematische bedreiging” van de rechtsstaat in Hongarije. Het Parlement riep de Europese Raad op een strafprocedure (‘Artikel 7’) tegen Hongarije te starten.
Judith Sargentini is Europarlementariër (GroenLinks) en niet herkiesbaar. Dit is een ingekorte versie van de Europalezing die ze 9 mei aan de Universiteit Leiden hield.
Judith Sargentini zorgde er eigenhandig voor dat Hongarije op het Europese strafbankje terechtkwam. Ze wordt in dat land, net als Jean-Claude Juncker, beledigend op posters afgebeeld. Straks neemt de Nederlandse politica van GroenLinks na tien jaar afscheid van het Europees Parlement.” Ik ben lange tijd actief geweest in Afrika voor verkiezingsobservaties. Wat nu allemaal in Hongarije gebeurt, dat heb ik nooit eerder gezien.”